Citroen

De flinke bos met kattenstaart rond de vijver, en op een paar andere plekken in de tuin, is als een magneet voor de blauwtjes en citroenvlinders. Vrijdagmiddag zag ik maar liefst vier mannetjes-citroenvlinders tegelijk. En een vijfde een eindje verderop op de buddleija.

Citroenvlinders zijn de eerste vlinders die je in het vroege voorjaar op een mooie dag kunt zien vliegen, al in februari soms. En de laatste kun je tot in oktober zien. Twee generaties per jaar, de vlinders van afgelopen week zijn net ‘vers’. Mannetje is citroengeel (foto), vrouwtje minder opvallend, groenig-wittig. Wel goed te onderscheiden van de koolwitjes, door de opvallende punt aan de vleugels.

Gonepteryx rhamni is de wetenschappelijke naam. Gonia betekent hoek en pteron betekent vleugel: hoekige vleugel. En rhamnus is de wetenschappelijke naam van een wegedoorn, een van de waardplanten van de citroenvlinder.

De citroenvlinder is een standvlinder, die als jonge vlinder overwintert in dicht struikgewas: bramen, hulst, klimop. We hebben het allemaal in de tuin. Om rupsen te zien moeten we wegedoorn of sporkehout in de tuin zetten. Kleine groene rupsjes.

Waterbuffet voor Thomas

Vorige week een enorme berg waterplanten uit de vijver gehaald, en zoals elk jaar een paar dagen laten uitdruipen op het bruggetje over de vijver. ” Als je nog wat waterplanten over hebt”, vroeg Willy, ” dan wil ik nog wel wat voor in de eendenvijver.” Willy heeft drie indische loopeenden in de tuin die overdag vrij rondscharrelen en over en nergens slakken tussen de planten uitvissen en opeten. Maar ze zijn vooral ook erg dol op waterstplanten. De vijver werd compleet leeggegeten. Dus Wiily heeft een deel van de vijver afgeschermd zodat er daar planten kunnen groeien, in het andere deel zwemmen de eenden. Helemaal kaal en leeg, aan de rand nog een bos irisblad. En zelfs dat stugge, stevige blad begint nu ook te prooi te vallen aan de eenden.

Ik schepte een deel van de waterplanten op het bruggetje in een hele grote emmer, en die bracht ik met de fietskar naar Willy. ” Mik alles maar in de vijver”, zei Willy vanaf het terras waar ze met kleindochter Eva zat. Zo gezegd zo gedaan. De eenden zelf scharrelden ergens in het struikgewas. Maar niet voor lang. Ik stond nog even met Willy en Eva te praten en achter ons hoorden we gezellig gespetter. Het drietal , Thomas en zijn twee witte dames, was genoeglijk aan het knagen geslagen. Dat is snel!

Vlindertelling

Deze hele maand juli kon je meedoen met de (nationale) vlindertelling, van 3-25 juli. Hoeveel vlinders van welke soort zie je in je tuin. Je kon zo vaak mee doen als je wilde. Handig dat het hele maand was, eerder was het wel eens een weekend en met een beetje pech en slecht weer zag je dan nauwelijks wat. Want dat is natuurlijk het leukste, als je verschillende soorten ziet die je kunt doorgeven. Met de telling van de hele maand, was de vraag om ook door te geven als je geen vlinders telde, of heel weinig, in de tuin vond. Tja, dat was regelmatig zo, zeker aan het begin van de maand, maar die heb ik uiteindelijk niet doorgegeven….

Heel veel vlinders hebben we niet geteld, wel een aantal soorten, maar niet veel exemplaren van dezelfde soort. Heel anders was dat afgelopen vrijdag, toen we een wandeling maakten rond Roderwolde, het Leekstermeergebied. Veel rietlanden, ruige graslanden, afgewisseld met weilanden en boomrijen. Op veel plekken stond de moerasspirea (net als in onze tuin) uitbundig te bloeien. En langs diverse sloten ook een gele rand van het jacobskruiskruid. Her en der met de geelzwarte rupsen van de jacobsvlinder. En bij een paar afzonderlijke exemplaren -die enige tientallen meters uit elkaar stonden- een beetje op de oeverhelling van de brede sloot (in de beschutting) zagen we oranje zandoogjes. Op een plant vijf stuks en toen zagen we deze….

Kwakende insecten?

We zaten op het terras en hoorden een gek geluid.
Het leek wel op eenden die in de verte kwaakten.
Toch klonk het dichterbij.
In de vijver dan?

Eddy ging op onderzoek uit, en kwam tot de conclusie dat het geluid van heel dichtbij kwam. Vanuit de insectenhotels die op twee meter van het terras hangen. Toen we van dichtbij gingen kijken, zagen we dat de afgelopen periode de nodige gangetjes waren dichtgemetseld. Het geluid kwam uit het zeshoekige kastje, in het andere kastje waren veel gangetjes ‘groen’ dichtgemetseld. De eerste foto’s en het geluidfragment zijn van 20 juli . Wel geluid, geen beweging te zien.

Zouden de metselbijtjes kwaken vlak voor ze uitkomen? In een bijenkast met honingbijen is dat namelijk wel zo. Als er een nieuwe koningin op het punt staat om uit te komen wordt er gekwaakt (en getuut trouwens).

Een paar dagen later (23 juli) hoorden we het kwaken weer. Toen ik nogmaals ging kijken zag ik dat de meeste groen-gemetselde gangetjes weer open waren. Of de metselbijtjes zijn uitgekomen? Dat zullen we nooit weten.
Kan ook zijn dat de koolmeesjes de gangetjes opengepeuterd hebben. En ook de wesp met de lange legboor die over het kastje liep beloofde niet veel goeds.

Pneumostome

Het gat had ik al eerder gezien, in naaktslakken. Aan de zijkant van het lijf zie je -soms- een gat. Niet altijd, want het valt alleen op als het gat open staat. Recent hoorde ik in een tuinprogramma op de BBC iemand enthousiast over slakken vertellen. Dat ze over het algemeen toch echt heel nuttig waren. Ook in je tuin. En dat het ook een bijzonder beest was: ze zijn asymmetrisch: het gat in de zijkant zit maar aan 1 kant en niet aan beide kanten.

Kijk, dat was me dus niet eerder opgevallen. Leuk weetje. Het gat heet een ‘pneumostome’ en de slak gebruikt deze opening om door te ademen. O ja, en ook om te poepen trouwens. Genoeg slakken in de tuin, dus ga vooral eens kijken of je ze ziet, met hun ademopening open.

Zelfde slak, van rechts en van links bekeken.

En let ook maar eens op aan welke kant het zit. Heb je altijd rechtsademende slakken, zoals deze op de foto, of zouden er ook linksademende zijn?

De slak op de foto was begin van de avond op weg naar de basilicumplant in pot, die ik elke avond op de tuintafel of een terrasstoel zet. Net als de dahlia’s in pot en de afrikaantjes…

Schrikdraad tegen slakken

Het is een experiment.
We hebben de indruk dat het werkt.
In ieder geval hebben de kolen en de boontjes er nog nooit zo goed bijgestaan.

Ik sta in de tuin van Jan en Tineke, een eindje verderop in de straat. Ze staan beiden in de tuin, de rozen de ‘dead headen’. En eerder op de dag hadden ze rigoureus geraniums tot de grond afgesnoeid.
Jullie hebben zeker ook naar Gardeners World gekeken gister, lach ik. In dat tuinprogramma op de vrijdagavond BBC 2, eindigt de presentator altijd met ‘Jobs for the weekend’. En deze keer inderdaad: blijf bij doorbloeiende rozen de uitgebloeide exemplaren afknippen. En ook advies om uitgebloeide vroege zomer (late lente) bloeiers bij de grond af te knippen. Niet alleen om meer ruimte te geven aan andere planten , maar ook om minder schaduwplekjes te geven aan de slakken. Dat laatste had ik nog niet eerder bedacht.

Terug naar het begin van dit blog. Het experiment dat Tineke me laat zien gaat ook over slakken. Of eigenlijk: het weghouden van slakken. Rondom de verhoogde bak waar de groenten in groeien heeft Jan twee ringen van schrikdraad vastgeniet en daar stroom opgezet mbt een 9 volt batterijtje. Boven het schrikdraad zie je ook nog het eerdere experiment: een koperen strip. Daar bleken de slakken zich weinig van aan te trekken.

Gouden eieren – vervolg

Vorige week schreef ik over mooie goudglinsterende eitjes aan de onderkant van een meidoornblad. Benieuwd welk rupsje daar uit zou komen. Ik dacht namelijk aan een vlinder. Nee hoor: het blijken wantseneitjes te zijn geweest. In het glazen potje waar ik de eitjes liet uitkomen wandelen nu een achttal kleine groen-met-zwarte wantsen. Ze zijn nu twee dagen oud en zitten nog in het potje met wat meidoornblaadjes en kunnen er uit als ze willen.

5 van de 8, 1 dag oud, 2 mm klein.
Zo’n babywantsje is vanaf het begin al een en al voelspriet en waakzaamheid.

Het is de nimf van de smalle randwants, Gonocerus acuteangulatus, een plantenetende wants. De volwassen wants is bruinig met wat stippels en makkelijke te herkennen aan de hoekige schouders. In het Verenigd Koninkrijk heette deze wants oorspronkelijk the Box bug: de buxus kever. Naar verluid omdat ie oorspronkelijk in Engeland alleen voorkwam in buxusstruiken op Box Hill (Surrey). De soort is algemeen in het Middellandse zee gebied, noordwest europa en delen van centraal asiel. Houdt van zonbeschenen (bedragende) struiken, waaronder meidoorn.

NB. Twee dagen later keek ik in het potje, waar een klein bodempje water in zit om de takjes meidoorn vers te houden. Ik schrok, het leek erop dat alle wantjes verdronken waren. Nog eens kijken…. het bleken de lege huidjes te zijn. Net als veel andere insecten gaan wantsen verschillende stadia van vervelling door. En dan blijft het lege huidje (de te kleine jas) over, inclusief de vervelde antennes!

Gouden eieren

Eddy was een stukje van de meidoornhaag aan het knippen en riep opeens ‘gouden balletjes’.
Na wat geritsel en gestommel (de tuin is nogal volgegroeid) kwam hij met een net afgeknipt takje aanlopen.
Verse blaadjes en aan de onderkant van een van die blaadjes: kleine glimmende gouden balletjes. Of eigenlijk meer stevig opgepoetst koperkleurig. Eitjes van de een of andere vlinder. 8 stuks keurig naast elkaar gedeponeerd.
Maar welke?

Ik ga zoeken, maar of ik het ga vinden….
Ik heb een paar kleine takjes van de meidoorn in een potje met paar mm water gedaan. Daar boven op het blad met de eitjes (eitjes aan de onderkant), en een tissue met een elastiekje erover heen als ademend dekseltje. Potje staat nu op het terras. Misschien zijn de rupsjes die eruit komen beter te herkennen dan de eitjes. En ik weet in ieder geval wat ze lusten.

Stoffel

Da’s ook wat. Afgelopen vrijdag was het ruim 25 graden en na een fietstochtje naar Eelde om iets op te halen was ik bijna weer thuis (nog 1 bocht op) toen ik uit een ooghoek iets vreemds zag op het parkeerterrein van de Emma flat. Midden in de blokkerende zon zat een forse schildpad. Pootjes ingetrokken, koppie naar buiten, rondkijkend.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is stoffel-1.jpg

Ik stapte af en liep er naar toe en besloot het dier op een plekje met wat groen te zetten. eerst op grasveldje naast de parkeerplaats. Daarna bedacht ik me dat het wandelpad achter de plats langs (daar lopen we heel vaak langs op 1 van onze ommetjes nog beter was: buiten bereik van auto’s op de parkeerplaats, water vlakbij, variatie aan planten.
Toen ik klein was had ik zelf twee schildpadden, Schildje en Padje, heten ze, dus ik wist hoe ik ze moest oppakken. Alleen waren de vroegere schildpadjes klein, makkelijk met 1 hand op te pakken. Voor deze joekel had ik beide handen nodig. Wetend dat een schildpad venijnig kan bijten, pakte ik hem (of haar) zorgvuldig op aan de zijkanten van het schild, buiten bereik van een eventuele happende kop. Bleek niet nodig: Stoffel trok koppie nog een beetje verder in. Verrassend zwaar, zo’n twee melkpakken (2 kilo). Ik bleef nog even staan kijken, maar Stoffel nam het zekere voor het onzekere en bleek nog even helemaal binnen.

Zo zie je beter hoe groot de schildpad is

Thuis liet ik de foto’s zien. Kijk nou toch. Waarschijnlijk een schildpad die iemand thuis gehouden heeft en die te groot werd. Nadat ik op internet las dat je in gevonden schildpad nooit in de natuur moet achterlaten (en uitzetten!), ze horen hier niet, worden vaak als invasieve exoot beschouwd, en overleven vaak niet ons klimaat, ben ik nog terug gelopen. Met een emmer en een natte handdoek, volgens voorschrift. Een schildpad is zo langzaam, misschien zat ie er nog, dacht ik. Maar nee, niet meer gevonden, Stoffel was het hoge gras ingewandeld waar ik hem vlakbij had gezet, en heb ik niet meer teruggevonden.

Deze keer heb ik alleen aan de schildpad gedacht, en niet aan het effect dat deze op zijn omgeving kan hebben… Een volgende keer weet ik wat me te doen staat. Meenemen en dierenambulance bellen, zodat het beest naar een amfibieën opvang kan.