Gedicht: Rozen zijn rood

Vandaag weer een etappe van de pronkjewail-wandelroute gelopen. Van Bedum – Westerwijtwerd – Middelstum – Toornwerd – Kantens – Rottum – Doodstil – Zandeweer – Uithuizen.

Iets langer geworden dan gepland, ruim 28 kilometer. Net gegeten, daarna lekkere espresso met stukje chocola, en nu om half tien ’s avonds op de bank, poes half naast/half op schoot (helemaal lukt niet omdat de laptop er ook op ligt) de foto’s van de wandeling aan het bekijken.

Zoals die bij dit blog. Een kostelijk gedicht op de muur bij een bloemenwinkel in Bedum.  Eddy heeft hem meteen uit zijn hoofd geleerd, en gedurende de dag herhaaldelijk voorgedragen. Vooral met nadruk op de laatste zin (laatste woord).

Rozen zijn rood
Violen zijn blauw
Dichten is moeilijk.
Kamerplant.

Rokjes

Zacht geel.
Een tikje eigenwijs.
De bloemtrompetten
nonchalant, naar een kant.

In fantasieland is het anders.
Daar hangen de rokjes klaar,
voor het lentefeest van dit jaar.
Morgen komen de elfjes ze passen.
Ze dansen dan de hele nacht,
’s morgens vroeg, als het lichter wordt,
dan hangen ze de rokjes 
weer aan de primulakapstokjes.
Niemand die het zag. 

Wintertuin

Rust in de tuin, want het is winter. Na een paar dagen vorst met overdag zon, zijn er nog een paar snippers sneeuw te zien. In de schaduw van een schuur, in de richels van de dakpannen. Met de bus naar Annen op vrijdagochtend, ga ik. Buiten het dorp door het open gebied waar de wind snijdt, loop ik.

Na de wandeling.
Welkom, kom binnen, koffie.
Fauteuils voor het raam.

Goed gesprek, over toen
en nu. Over nu en straks.
Blik over de tuin.

Achtertuin van Wim

Nieuw spreekwoord

Spreekwoord: Ook uit een roze wolk kan het regenen.

Kan dan zoiets betekenen als ’te mooi om waar te zijn’.
En een beetje een tegenhanger van: na regen komt zonneschijn.

Het is – volgens mij – geen bestaand spreekwoord, maar wel een uitspraak van Eddy toen we zaterdagochtend  deze fraaie roze wolk zagen. Dit was aan de voorkant van het huis. Ook achter was de hemel fraai roze gekleurd. Het silhouet van de grote wilg stak er prachtig tegen af.

Ik ging op weg naar de bushalte en was nog geen 5 minuten onder weg toen het er zo uitzag als op de tweede foto. En even later : regen, natte sneeuw. Weg was het roze, in ieder geval van onder de wolk gezien. Toen stond ik gelukkig al onder het afdakje bij de bushalte.

De tuin van Alice E

Soms krijg ik wat foto’s toegestuurd van een lezer van dit weblog. Tuinliefhebbers waar ik alleen digitaal contact mee heb via het verzenden van de weekmail. Bijna twee weken geleden toen het zo warm was, kreeg ik een paar foto’s van Alice E. Leuk, een virtueel tuinbezoekje aan een tuin,  elders in het land.

Deze tuin is in Langerak, aan de Lek bij Schoonhoven, 300 vierkante meter. Met een schuurtje, een grote vijver en volop bloeiende planten, vaste , eenjarige en heesters. Een stukje uit de mail van Alice.

Beste Tineke,
Hier wat foto’s van mij, uit onze (mijn tuin) want het is echt mijn werk in de tuin, man lief vindt het wel mooi, maar is niet echt zijn hobby. 

Ik waan mij op dit moment in een warm land de Toscaanse Jasmijn staat prachtig te bloeien en ruikt heerlijk. De Jasmijn staat nog steeds prachtig te bloeien en staat bij het terras, de geur is zeker als de zon erop schijnt best wel sterk, maar ik vind het een heerlijke geur. Hij staat er nu voor het derde jaar. We hebben hem eerst tegen een stalen piramide op laten groeien, maar de struik werd zo groot dat we er een stalen geplastificeerd netwerk hebben geplaatst en de nieuwe scheuten er door heen gevlochten hebben. Hij staat daar heel fijn want je kan daar achter ons huis heen lopen en er kwam altijd veel wind uit het noorden met het gevolg dat alles wat daar in de tuin stond altijd om waaide en nu is het een soort hegje geworden en staan de planten beschut.

Hartelijke groeten,
Alice E.

Toscaanse jasmijn in de tuin van Alice E., een geurende haag!
Alice is een paar uur per dag bezig om alles netjes te houden

Het verhaal van een potje

Er was eens een glazen potje, dat zijn eerst leven leidde als conservenpotje.Na zijn geboorte in de glasfabriek, werd hij gevuld met etenswaren en kreeg een mooi goudkleurig dekseltje op zijn kop.
Samen met 23 ander potjes verhuisde hij naar een kartonnen doos en vandaar naar de opslagruimte van een supermarkt. Het was een tijdje donker, maar toen merkte het potje dat hij en zijn medepotjes weer in beweging kwamen. Een streep licht en toen twee handen die het potje, mooi vooraan op een plank zette. Vandaar uit had hij een mooi uitzicht op winkelende mensen. Nou is een potje niet erg goed in het inschatten van het verloop van de tijd, maar hij was er van overtuigd dat het niet heel lang duurde of er werd een hand naar hem uitgestrekt. Een mevrouw met krulletje pakte hem op en zette hem in haar winkelwagentje.
Hij ging mee naar huis en logeerde een tijdje in het keukenkastje. En op een avond ging zijn gouden deksel af en werd zijn inhoud, die hij een hele tijd had meegedragen, in een pan gegooid. Daarna kreeg hij een wasbeurt in een warm bad met veel schuim en ging een tijdje in de bijkeuken worden, in een kratje met andere potjes en glaasjes. Reuze gezellig, schots en scheef bij elkaar. En weer wat later verhuisden ze met een heel stel glaswerkjes naar een andere mevrouw, die wel emplooi had om potjes met dekseltjes een tweede leven te geven. Voor jam of zo.
Maar zo ver kwam het niet. Op een dag ging de tweede mevrouw met het potje naar de vijver. En het potje kreeg een hele belangrijke taak, als transporteur van zeven kikkervisjes. Van de vijver van de tweede mevrouw, naar de vijver van een derde mevrouw die een eindje verderop woonde. De zeven kikkervisjes werden door het potje veilig gehouden tot ze in de nieuwe vijver te water gelaten werden. Het potje ging met de tweede mevrouw terug naar huis. Als dank voor de goede diensten werd het potje gefotografeerd. Nu woont het potje in de fietsenschuur van de tweede mevrouw. En verheugt zich al op nieuwe dingen in zijn glazen leven.

De avonturen van het glazen potje

Mevrouw 1 = Hilde
Mevrouw 2 = Tineke
Mevrouw 3 = Cecile

Citaat: Bloemetjes-onderjurk

Het boek heet: Elizabeth en haar Duitse tuin, uit 1898, geschreven door Elizabeth von Arnim (1866-1941).
Volgens de boekenflap: Een sfeervol portret van de jaren die Elizabeth met haar eerste echtgenoot graaf von Arnim, doorbracht op Nassenheide, het landgoed van de familie in Pommeren. Er is zelfs een Elizabeth von Arnim Society.

Het boek heb ik vorig jaar al geleend van Jitske, en toen in de winter gelezen. Het is in dagboekvorm geschreven. Hieronder een citaat uit het boek, dat ik al in een conceptblogje opnam op 6november 2016. Met de bedoeling om het stukje rond 18 april van dit jaar dan te publiceren. Het is ietsje later, maar door het koude voorjaar klopt de timing wel ongeveer.

18 april: sinds Irais en Minora weg zijn, heb ik het zo druk gehad dat ik bijna niet kan geloven dat het al lente is, en dat de tuin al haastig haar groene bloemetjesonderjurk aantrekt, alleen haar onderjurk voorlopig, want hoewel het kreupelhout een sprookjesland is van tere blaadjes, zijn de bomen erboven nog helemaal kaal.

Lichtblauw met witte bloemetjes onderjurk
Roze met wittte bloemetjes onderjurk

Sprookje: Het Sneeuwklokje

Het was winter, de lucht was koud, de wind scherp, maar binnenshuis was het warm en lekker, binnenshuis lag de bloem, ze lag in haar bol onder aarde en sneeuw.

Op zekere dag viel er regen; de druppels drongen door de sneeuwlaag in de aarde, raakten de bloembol en brachten bericht van de lichtwereld daarboven; spoedig drong de zonnestraal teer en spits door de sneeuw tot de bol door en prikte in zijn neus.
“Binnen!” zei de bloem.
“Ik kan niet binnenkomen,” zei de zonnestraal; “ik ben niet sterk genoeg om de deur te openen, tegen de zomer wordt ik sterk.”
“Wanneer is het zomer?” vroeg de bloem en zij herhaalde het, telkens wanneer een nieuwe zonnestraal tot haar doordrong. Maar het was nog lang geen zomer; de sneeuw lag er nog, het vroor zo hevig dat het water nog elke nacht dichtlag.
“Wat duurt dat lang! Wat duurt dat lang!” zei de bloem. “Ik voel een gekriebel en een gekrabbel, ik moet me uitrekken, ik moet gaan opendoen, ik moet naar buiten, de zomer een goede morgen toeknikken, dat word teen gelukkige tijd!”
En de bloem rekte zich uit, daarbinnen tegen het dunne omhulsel dat het water buiten week had gemaakt, de sneeuw en de aarde hadden verwarmd en waarin de zonnestraal had geprikt. Zij schoot op onder de sneeuw, met witgroene knop op haar groene steel, met smalle, dikke bladeren die haar als een scherm omsloten. De sneeuw was koud, maar doorstraald van licht en daarbij zo gemakkelijk doordringbaar, en nu kwam de zonnestraal met grotere kracht dan vroeger.
“Welkom! Welkom!” zong elke straal en de bloem verhief zich boven de sneeuw uit in de wereld van licht, De zonnestralen streelden en kusten haar, zodat zij zich geheel opende, wit als sneeuw en versierd met groene strepen. Zij boog haar kopje in vreugde en nederigheid.
“Schone bloem!” zongen de zonnestralen. “Wat ben je fris en teer! Je bent de eerste, je bent de enige! Je bent onze liefde! Je luidt de zomer in, de heerlijke zomer, over stad en land! Alle sneeuw moet smelten, de koude winden worden verjaagd! Wij moeten regeren! Alles zal groen worden en dan krijg je gezelschap, seringen en goudenregen en ten slotte rozen, maar jij bent de eerste, zo teer en zo broos!”

Het was een groot genoegen. Het was alsof de lucht zong en klonk, als drongen de stralen van het licht binnen in haar blaadjes en haar steel; daar stond zij zo teer en zo broos en toch zo sterk in haar jonge schoonheid; zij stond daar in haar witte jurkje met groene bandjes en loofde de zomer. Maar het was nog lang geen zomer, de wolken bedekten de zon, scherpe winden bliezen op haar.
“Je bent een beetje te vroeg gekomen,” zeiden wind en weer. “Wij zijn nog aan de macht; die zul je voelen, daar moet je je naar schikken! Je had binnenshuis moeten blijven, je had niet naar buiten moeten lopen om je mooie kleren te laten zien, daar is het nog geen tijd voor!”
Het was bijtend koud! De dagen die kwamen brachten geen enkele zonnestraal; het was weer om stuk te vriezen voor zo’n broos bloempje. Maar er was meer kracht in haar dan zij zelf wist; zij was sterk in haar vreugde en haar geloof aan de zomer die moest komen, die was verkondigd in haar diep verlangen, die was bevestigd door het warme zonlicht. In de witte sneeuw, in haar witte kleedje, stond zij vol vertrouwen, haar kopje buigend als de sneeuwvlokken dicht en zwaar vielen, terwijl de ijskoude winden over haar heen loeiden.

“Je knakt!” zeiden zij. “Je verdort, je bevriest! Wat moest je ook buiten! Waarom liet je je ook verlokken. De zonnestraal heeft je voor de gek gehouden! Nu heb je het goed, jij zomerzotje!”
“Zomerzotje!” weerklonk het in de koude morgen.
“Zomerzotje!” jubelden enkele kinderen die in de tuin kwamen, “daar staat er een, wat lief, wat mooi, de eerste, de enige!”
En die woorden deden de bloem zo goed, ze vielen als warme zonnestralen. De bloem merkte in haar vreugde niet eens dat zij werd geplukt; zij lag in een kinderhand, werd gekust door een kindermond, meegenomen in de warme kamer, bekeken door vriendelijke ogen, in water gezet, zo versterkend en levenbrengend.

Deel van het sprookje Het Sneeuwklokje van HET SNEEUWKLOKJE – Hans Christian Andersen uit 1866.
Voor het hele verhaal zie het sprookjesboek in je boekenkast of de volksverhalenbank. .