Het zijn niet de meest boeiende foto’s.
Wat is de reden, denk je, dat ik ze genomen heb.
Wat is het verhaal erachter?


Alles in en om onze tuin
Het zijn niet de meest boeiende foto’s.
Wat is de reden, denk je, dat ik ze genomen heb.
Wat is het verhaal erachter?
Langs het huis
de wolfsmelk
in een brede zoom.
Steeds breder.
In de winter dor
en in het voorjaar kaal.
Nu zie je pas het grind
dat verdwenen is, er niet meer is.
Nog even en het is weer groen.
Knalgroen met dan geel.
Overweldigende honinggeur.
Weer een nieuw seizoen.
In het voorjaar is het bezig zijn in de tuin van het soort ‘grote halen, snel thuis’. Bij het opruimen van siergrassen en afgestorven vaste planten resten, zie je al na korte tijd resultaat. Heel bevredigend. Wat wel lastig is, met al die grassen…. waar laat je het spul?
De composthoop puilt uit.
Het spul ligt er voor even.
Voor nu uit de weg.
Maar er moet nog wel wat mee.
In deze vorm verteert het niet makkelijk, te droog. En er is altijd het risico in de ze tijd van het jaar dan een hommelkoningin of wespenmoer een nest besluit te maken in de enorme hoop.
Zaterdag al lekker een paar uur in de tuin bezig geweest, en zondag begon ook weer mooi. Wel nog fris. Ik had een plan, twee eigenlijk. Namelijk de budleija snoeien, hoewel Monty Don zei dat ie dat ook nog wel in april deed, en nog een keer blad uit de vijver halen. In de middag, als het wat warmer is, en zondag, omdat misschien volgende week de bruine kikkers er al weer in zitten.
Geen van beide gedaan. Maar wel een heleboel andere dingen.
Paar armen vol met omgevallen grasstengels verwijderd: de molinia staat aan het begin van de winter nog mooi overeind, maar zakt na een flinke sneeuwbui in als een plumpudding. Alle halmen liggen dan plat op de grond, een soort twee meter groot mikado spel.
Tijdelijk parkeerde ik de halmen op het tuinpad. Baassie kwam ze onderzoeken en even door elkaar gooien.
Toen hij uitgespeeld was, gingen de halmen richting composthoop.
Eerste dag dat ik een paar uur in de tuin bezig ben geweest. Heerlijk. Af en toe een beetje zon, tien graden.
In de tuin een geel-witte vlakte vroeg in het voorjaar. Met duizenden sneeuwklokjes en winterakonietjes. Dat is mijn droom van een voorjaarstuin. Dat is er nog niet bij ons in de tuin. Geeft niks, mooi om dromen te hebben. En er steeds een stukje naar toe te groeien. Elk jaar sneeuwklokjes delen en ietsje verder uit elkaar houden. De winterakonietjes zijn nog zo klein in getal, die wil ik niet uit de grond halen. Wel maak ik de grond rondom de akonietjes elk jaar vrij van oprukkende andere planten, maar na de bloei de grond rondom wat los, met laagje compost, en zaai de zaadjes ter plekke, vers uit de zaaddoos. En met succes. Kijk maar eens naar de zaailing rechtsonder op de eerste foto.
Het blad van de grote lichtgele primula staat al mooi in krop, al weer iets verder dan op deze foto van twee weken geleden. Nog geen spoor van de bloemen, daarvoor nog even wachten.
Bij de kleine knalpaarse primula’s ‘Wanda’ zie ik -op een beschutte plek bij de pergola- al wel een paar bloemaanzetten, waar het paars doorheenschemert.
Onder de grond en buiten bereik van licht zijn plantendelen vaak wit: denk maar aan taugé en aan witlof. Datzelfde bereik je als plantjes in de late winter/ het vroege voorjaar door een dikke bladerlaag heen groeien.
Zoals deze speenkruidjes. Als je dan de bladerlaag een beetje wegschuift zie je deze witte taugé-achtige stengeltjes.
Op weg naar het vullen van de pindasilo,
liep ik langs de hazelaar.
Zomaar een beeld met mijn telefoon.
Een stukje stam.
Groeven en rimpels.
Een krater van een geamputeerde tak.
Van heel dichtbij is het alsof je
van heel hoog uit de lucht neerkijkt
op een verlaten bergketen.