Vogel
Op een dag zat hij in de tuin
Half in de schaduw
Een vreemde vogel
Veren wat rafelig en met een kromme snavel
De andere vogels tjilpten en fladderden
Van tak naar tak, van boom naar struik.
Ze riepen naar de vogel: kom doe mee.
Hier in de zon. Poets je veren.
Laat zien hoe mooi je bent.
Zing mee.
De vogel bleef waar hij was.
Op zijn tak in de achtergrond.
Met zijn rafelige veren en zijn kromme snavel.
Iedereen raakte eraan gewend.
Hij was er altijd, hij maakte zijn eigen keuzes.
Soms zong hij mee, dan weer niet.
Een eigenzinnige vogel.
Op zijn eigen manier deel van de groep,
van de tuin.
Op een dag liep ik door de tuin.
En keek als altijd half opzij,
naar de vogel op zijn tak.
De tak was leeg.
Mijn ogen werden groot van verbazing.
De vogel zat een tak hoger.
Een zonnestraal scheen op hem.
Hij hield zijn kop scheef en keek me aan.
Liet vol trots zijn nieuwe snavel zien.
Glimmend opgepoetst.
Zijn keuze.
Nu is de vreemde vogel weg.
Zijn tak blijft leeg.
Zijn keuze.
Dag vogel.