Ooit maakte ik een leuk kruidentuintje met buxusheggetjes in kruisvorm, en een bol in het midden. Allemaal stekken, van snoeisel van de ene grote buxus die ik ooit in de tuin hadVier perkjes bleven over. In de vier perkjes tussen de heggetjes eerst kruiden, later alleen nog bieslook in een van de perkjes. In de andere drie groeiden steeds meer bloemen en andere planten. Waardoor het snoeien steeds lastige werd.
Waardoor ik minder vaak ging snoeien.
Waardoor de heggetjes heggen werden en de bol een reuzenbol.
Waardoor er minder plek was in de perkjes…
En toen werd een van de vier ‘armen’ van het heggetjes-kruis de favoriete markeerplek van allerlei poezenvolk. En kregen een paar struikjes de buxusrot.
Even diep zuchten. Besluit genomen. Minder buxus in de tuin. Een week of zes terug was ik al begonnen met stukken buxushaag weg te halen. De afgeknipte takken lagen boven op de composthoop te wachten. Totdat de snoei meneren weer zouden komen. Dat was afgelopen week. IK vroeg ze de resterende buxusstruiken te verwijderen.
“Grijp ze bij hun lurven“, zei vader Jaap tegen zoon Wouter. ” Waar zitten de lurven bij een buxusstruik“, vroeg Wouter. Terwijl ik eerst de takken allemaal afknipte tot een cm of tien boven de grond, en dan hard ging spitten om de kluit eruit te hallen, hadden vader en zoon een andere werkwijze. Pa had een vlijmscherpe spade. Zoon greep de struik stevig vast. En terwijl Pa de wortels rondom doorstak, trok zoon de struikjes uit de grond. Of beter uit de blubber. Zo nat dat de wortelkluiten met een zuigend geluid uit de grond kwamen. Nu werden de takken alsnog kort boven de wortels afgeknipt en in de grote versnipperaar gegooid.