Wij hebben een dubbele witte Helleborus in de tuin.
Bloeit vroeg en uitbundig.
En toch, als ik dan weer een enkele zie, zoals deze in de tuin van machteld…
…dan vind ik de enkele toch mooier.
Eenvoudiger.
Ik was zondagmiddag even bij Machteld (en Nico) die in Haren Oost wonen om een paar eerder toegezegde herfstframbozenplanten te brengen.
Ze wonen op een oude havezathe. Op een groot stuk grond met een singel er om heen, te midden van nieuwere woonwijken. Veel oude bomen, veel stinzenplanten. En veel helleborussen.
Viel even tegen dat het weer grijs , kouder en winderiger werd.
Na die prachtige lente dagen in februari.
Binnenblijven.
Paar dagen geleden stond Ina opeens op de stoep.
Ina leest al vanaf het begin dit blog ’t Groentje’.
Ina woont op fietsafstand,
heeft een mooie tuin aan de rand van het open Drentse land.
Langs de lengte van haar tuin loopt een enorme forsythia-haag.
En die hadden ze gesnoeid.
En een bosje snoeisel kwam Ina langsbrengen.
Als bedankje voor de vele ‘groentjes’.
Nu is het ook een beetje lente binnen.
Dank je, Ina.
Ik heb een paar korte wandelrondjes vanuit huis, als ik even een frisse neus wil halen. Een rondje van ongeveer drie kwartier gaat langs de rand van het dorp. Rechts de weilanden, nu met ganzen, het ooievaarsnest is nog leeg. En aan de linkerhand de huizen, of eigenlijk de achtertuinen. Vlak voordat het pad afbuigt , weer het dorp in, staat een huis met aan de rand van de tuin een serie knotwilgen. In de late winter hebben de wilgentenen een uitgesproken heldere iranjegele kleur. Een paar keer dacht ik al: als ik nu een snoeischaar meeneem, dan knip ik gewoon een paar takjes af. gewoon zo over de heg heen. Twee weken terug zag ik dat een paar van de wilgjes geknot waren. En afgelopen weekend was al het snoeisel verdwenen. Teleurstelling eersts, had ik toch te lang gewacht….
Toen zag ik in de tuin een grote stapel snoeisel liggen en ik nam me voor even aan te bellen en te vragen of ik een paar van die takjes van de stapel kon meenemen. Ik liep verder om de achtertuin heen, en op te hoek lagen er allerlei twijgen over de heg heen en op het wandelpad. Daar konden ze vanuit de achtertuin niet bij. Kwam dat even mooi uit. Ik had mijn oranjegele twijgjes alsnog en de takjes waren opgeruimd.
De twijgen staan nu even in de gieter met water buiten, terwijl ik nadenk over een mooie plek om ze in de grond te steken.
Als ik dit stel zie moet ik denken aan Bert en Ernie.
Twee vriendjes.
Genoeglijk naast elkaar in de wei.
Aan de Hoornsedijk, tussen Haren en Groningen.
Vier uur ’s middags.
Op een zonnige en uitzonderlijke warme 28 februari.
Wim was net vertrokken, na een kopje thee.
Op het terras komt nog geen zon, dus de tuinstoelen staan op het tuinpad richting vijver.
Ik zwaai Wim uit en loop terug naar de tuinstoelen.
Om de theekopjes op te ruimen.
Mijn mond valt open van verbazing.
Op de leuning van de tuinstoel zit een vlinder in de zon.
Een gehakkelde Aurelia die op een beschut plekje heeft overwinterd.
Op 28 februari.
Te vroeg natuurlijk, het gaat weer kouder en natter worden.
Ik vertel mezelf dat ze gewoon weer terug gaat naar haar schuilplek.
Samen genieten we van de voorjaarszon.