Het verstoorde wereldbeeld
Hoe kán dat: dagpauwogen in de hof
van Breekelenkamp naast ons? – Niet te geloven.
Hun wiekenpracht gaat het verstand te boven:
vier zonnen op een veld van sterrestof.
Hij had dit jaar brandnetels in het gras,
de oude boer, wat achterop met werk,
daar er een erfenis met ruzie was:
pauwogen fladderen van perk tot perk.
Hij cijfert achter de gordijnen uren
terwijl ze nectar uit zijn tuintje puren.
Zondags zit hij – zijn zaak is vóór geweest –
stil op de bank voor huis, verkalkt en blauw;
dan zitten er pauwogen op zijn mouw,
wier tekenen hij bevreemd en bevend leest.
Ida Gerhardt,
uit de bundel De zomen van het licht (1983)