Kleur
Vele jaren geleden, toen de aarde werd gemaakt door God, was zij erg gul met de hoeveelheden kleur die zij uitdeelde aan de planten en dieren. Zo gul zelfs dat Sneeuw tegen de tijd dat ze had gehoord dat er kleur werd uitgedeeld, en ze God vroeg om een beetje kleur, er geen kleur meer over was. Sneeuw was transparant. God was een beetje perplex door deze fout. ‘Geen zorgen’, zei ze tegen Sneeuw, ‘ik weet zeker dat sommige bloemen een beetje van hun kleur met jou zullen delen. Ik heb ze veel gegeven. Ga het gewoon vragen.’
Narcis
Dus ging Sneeuw op pad, op zoek naar bloemen en een beetje van hun kleur. Het duurde niet lang of ze kwam Narcis tegen, die er prachtig geel uitzag in de zon. ‘Hallo Narcis’, zei Sneeuw, ‘toen ik bij God langskwam, had ze geen kleur meer om uit te delen, en ik ben op zoek naar wat kleur. Zou je een beetje geel met me kunnen delen?’
Narcis zwaaide belangrijk met haar trompethoofd. ‘Nee nee nee! Ik ben bang dat dat onmogelijk is’, zei ze terwijl ze Sneeuw met een arrogante blik aankeek. ‘Ik heb het te druk met het opvangen van zonnestralen. Als ik iets van mijn kleur verlies, word ik misschien minder opgemerkt en krijg ik niet de warmte die ik nodig heb om te groeien. Ga ergens anders op zoek naar kleur.’
Boshyacinth
Sneeuw haalde haar natte schouders op en bleef kijken. Het duurde niet lang of ze zag Boshyacint, die er zo knap uitzag. ‘Hallo Boshyacint’, zei Sneeuw. ‘Zou je me een beetje van je kleur willen geven? God stelde voor dat ik een bloem om wat kleur vroeg.’
Boshyacinth keek geschokt bij de gedachte. ‘Oh nee, Sneeuw!’, riep ze uit. ‘Dat kan gewoon niet. Zie je, ik maak elk voorjaar een prachtig blauw tapijt in de bossen. Als je mijn blauwe tint zou aannemen, zou iedereen in de war raken omdat ze ons niet uit elkaar kunnen houden. Ga een andere bloem zoeken om je te helpen.’
Sneeuwklokje
De arme Sneeuw begon zich behoorlijk wanhopig te voelen. Elke bloem leek al zijn kleur nodig te hebben. Op dat moment hoorde ze een klein stemmetje. Het was het witte sneeuwklokje. ‘Heb ik gehoord dat je wat kleur nodig hebt, Sneeuw?’, vroeg Sneeuwklokje. ‘Je mag wat van mij hebben. Ik heb veel wit. Hier…’. Sneeuwklokje schraapte voorzichtig wat van het wit van haar binnenste bloemblaadjes, waardoor er wat van haar onderliggende groen zichtbaar werd. Ze gaf het wit aan Sneeuw, die onmiddellijk van kleur veranderde, van doorzichtig als water, naar wit.
Tot op de dag van vandaag kun je als je een sneeuwklokje goed bekijkt, de plekjes met groene strepen op vlekjes op de binnenste bloemblaadjes zien. Daar schraapte ze haar witte kleur af om aan Sneeuw te geven. Als je sneeuw in een laag op de grond ziet, ziet het er erg wit uit. Maar als je een klein beetje sneeuw tegen het licht houdt, zie je dat het transparant is. Er was maar een klein beetje wit nodig om Sneeuw zichtbaar te maken.
In ruil voor kleur deed Sneeuw een speciale belofte aan Sneeuwklokje. ‘Omdat jij mij jouw kleur gaf, geef ik jou de vrijheid om elk jaar veilig door mijn deken van sneeuw heen te komen. Jij wordt de bloem die het einde van de winter symboliseert en aankondigt dat de lente eraan komt. Hierdoor zal je voor altijd speciaal zijn.’