Op sommige plekken zijn de hazelaarkatjes al open, staan ze in bloei. Net als de vrouwelijke rode bloempjes die al bloeien. Wel goed kijken, want de rode bloempjes staan op een plek waar je ze niet verwacht en zijn heel klein, je kijkt er makkelijk overheen.
Bij ons in de tuin, wat beschut, nog niet. Altijd wat later dan de vroege hazelaars. Hangt af van standplaats, hoeveelheid zon, denk ik. Deze foto’s nam ik zaterdag in de Hortus. En ik kon weer iemand wijzen op de rode bloempjes, grote verrassing, net zoals bij mij een aantal jaar geleden. Maar als je ze eenmaal gezien hebt ….. dan vergeet je het niet meer.
Hebben jullie meegeteld? Met de nationale tuinvogeltelling. Jaarlijks georganiseerd door de Vogelbescherming.
Wij deden zelfs een paar keer mee, dit jaar. Op zaterdag liep ik mee met vogeldeskundigen Christiaan, Tjerk en Nynke. Als voorbereiding op en inspiratie voor de nationale soortentellingen organiseert Hortus botanicus Haren in 2025 in het weekend van een soortentelling ook een wandeling. Op 25 januari de eerste: de tuinvogeltelling-wandeling. Met ongeveer 15 geïnteresseerden, veelal voorzien van verrekijker, gingen we op stap. Wendy had voor de liefhebbers een vogeltelformulier geregeld, dus er kon gekeken én geteld worden. “Vogels kijken is vogels horen“, aldus Christiaan, die al vanaf dat hij een klein jongetje was een beetje vogelgek is; hij heeft er ook zijn werk van heeft gemaakt en is onderzoeker bij de Rijksuniversiteit Groningen, o.a. onderzoek met koolmezen.
“Groene Specht!“, dat was de eerste die we luid en duidelijk hoorden, we waren pas een meter of 10 onderweg. Heel veel gingen we af op geluid. “Staartmezen“, riep Christiaan en we zagen er 5; “Putters, daar, hoog in de els” en we zagen er 10. “Een lijsterachtige. Even kijken… Ah Kramsvogels” en we zagen er 11. Wel gehoord, maar niet gezien: de kuifmees. We stonden met de hele groep te turen in een grote conifeer in de Laarmantuin. Daar kwam het kuifmezen-geluid uit, maar we hebben hem niet gezien. Zo leuk die kuifmezen. Ik ga komende week nog een keer luisteren (even oefenen op het geluid en deze keer ook eigen verrekijker mee). Moet toch een keer lukken, de kuifmees staat hoog op mijn vogel-spot-verlanglijst. Tip van Tjerk : “Kijk in de ochtend, vlak nadat de vogels wakker zijn, dan hebben ze honger. Een mooie tijd is half 10“. Tip van Nynke: “Zorg ervoor dat je tuin divers is: in de hoogte én in de breedte en in aantal verschillende soorten planten. Zo veel mogelijk inheems“. Tjerk en Nynke zijn al jarenlang lid van de Vogelbescherming, zeer actief als vrijwilliger in de Hortus, hebben een achtertuin met louter inheemse planten tbv biodiversiteit.
Foto: Reina JagerFoto : Reina Jager
Op zondag hebben we thuis geteld. Drie tellingen, de eerste om half 10, de tweede om half 11. De bedoeling was om nog een derde telling te dien, begin van de middag. En dan buiten, met naast een verrekijker ook de Birdnet app. Hiermee kun je ter plekke geluidsopnamen maken en dan een stukje opname selecteren en laten analyseren welke vogel het is. Er staat bij of het zeker, vrijwel zeker is, en soms staat er bij (hoogst) onzeker. om te helpen met het bepalen van de vogelsoort). Die laatste telling is er niet meer van gekomen. Het was mooi weer, zonnig, we gingen uit wandelen, en waren na een rondje van 17 km om 16:00 uur weer thuis. Toen waren er al verschillende vogels die het wel gezien hadden voor vandaag en de zadensilo was leeg (morgen weer gevuld).
Onze oogst vandaag, 10:30-11:00
Niet tijdens de telling wel vaak ook in de tuin: gaai, tortel, heggenmus. Niet te zien vanuit huis: boomklever, boomkruiper, zitten er wel vaak.
Een vaste gast in verschillende blogs: Flock de buurpoes.
Wij waren de vaste oppassers van Flock, en als de buren op vakantie waren, maar anders ook, was hij vaak te vinden bij ons in de tuin. Op de picknick tafel. Op het grasveld. Op het bruggetje over de vijver.
Als het regende: op ons overdekte terras, waar hij zijn eigen stoel had. Of als het wat kouders was, en wij de serredeur op een kiertje open lieten, op zijn eigen rode krukje. We hadden er een gewoonte van gemaakt de kussentjes van de tuinstoelen recht overeind te zetten als we opstonden. Steevast werden ze anders ingenomen door Flock. Donkergrijze kussentjes, en als Flock erop had gezeten: vol witte haren.
Flock was een van de verdachten in onze ‘Who dunnit’: de grindpoeper in 2017. Nu ik de blogs nog een nakijk , zie ik dat de ontknoping van de Who Dunnit niet helemaal compleet is. LINK. Flock was wel degelijk 1 van de ‘mededaders’. Ook hem betrapten we op heterdaad. Inmiddels is het grind niet meer zo los , al een beetjes de grond ingezakt. Van grindpoepers hebben we nauwelijks meer last.
Af en toe liep Flock mee naar binnen, als we de tussendeur vergaten te sluiten. En dan wandelde hij de keuken (oliefles naast het fornuis favoriet), of in een boekenkast.
Nu niet meer, 15 jaar was ie. Laatste rustplekje achter in zijn eigen tuin.
Mag ik mee naar binnen?Lekker in het zonnetjeHeeft het plantje genoeg water?Wat ruikt mn neus?Even uitrustenKun je dit eten? lijkt me wel.In de kastIK ga gewoon voor de deur liggenLaatste foto 31 dec 2024, Flock kijkt naar binnen in mijn werkkamer
’t is dat ik zelf niet kan breien. Nou ja, lang geleden wel eens truien gebreid, gewoon alleen rechts en averechts. Insteken, omslaan, doorhalen, af laten glijden. En dat steeds herhalen.
Maar als ik er echt handig is was, dan zou ik deze leuke beestjes breien. Al dan niet uit te breiden met mutsjes of sjaaltjes 🙂 . Toppunt van schattigheid.
De aanvankelijk toegezegde zon hebben we vandaag niet gezien, temperaturen bleven vrijwel de hele dag onder nul en er was behoorlijk veel mist. Dat weerhield ons niet van een flinke wandeling ruim rond het Paterswolde meer. Met dubbele laag kleren, muts en handschoenen op pad.
Langs het water van het Paterswolde Meer gaf het compleet ontbreken van contrast tussen water van het meer en de lucht er boven een surrealistisch en prachtig beeld.
Koment weekend is weer de nationale tuinvogeltelling: op 24, 25 en 26 januari 2025 kun je meedoen. Op de website van de vogelbescherming vind je tips en trucs. Hoe te tellen, een vogelherkenningskaart en allerlei adviezen. Leuk om thuis te doen, of met de klas. Het helpt als je de vogels voert, met pindacakes of vetbollen (let op dat je goede kwaliteit koopt).
En misschien is er in de buurt wel een rondleiding waar je met een kenner mee kunt gaan om te leren wat goede momenten en goede plekjes zijn om de vogels te zie en te herkennen. Wist je dat roodborstjes en winterkoninkjes allebei vaak laag in het struikgewas zitten. Andere vogels juist hoger in bomen.
Woon je in de buurt van Haren dan kun je mee met de vogelwandeling in de Hortus botanicus Haren. Op zaterdag 25 januari van 11-12 uur door Christiaan Both van de Rijksuniversiteit Groningen.
Prachtig was de ‘ruige rijp’ vanmorgen op de wat ruwere plantendelen en de grassen. Foto’s bij ons in de tuin gemaakt vanmorgen, aan het begin van een wandeling.
De nesocodon Mauritius is een klokje in de familie van de campanulaceae, de klokjesbloemen. Zoals de naam al suggereert komt deze plant -in het wild- alleen voor op Mauritius. Een precaire aangelegenheid, als plant zijnde, als je maar op 1 plek (1 eiland) in de wereld groeit. Ook de dodo kwam alleen op Mauritius voor. De doe is niet meer. Gelukkig zijn er botanische tuinen die ook voor een veilig plekje kunnen zorgen voor planten als nesocodon, maar dan niet in het wild.
De nesocodon (vroeger wahlenbergia) is een struikje van zo’n 30 cm groot, groeit in vochtig tropisch gebied. De klokjesbloemen zijn tamelijk groot, zie foto, en zijn lilapaars. Bijzonder is de nectar. De bloem maakt er erg veel van, het druipt uit de bloem, en is knalrood. Tot een jaar of 20 geleden was het een mysterie waarvoor de rode kleur bedoeld was. Om vogels te lokken? Vogels komen normaliter, zeker in tropische gebieden, op de kleur rood af. Dat is rood van de bloemen, dat je van buiten kan zijn. In 2006 verscheen een artikel die het mysterie oploste. De rode kleur van de nectar is bedoeld als signaalkleur voor gekko’s die overdag op de grond scharrelen tussen de struikjes. Het lijken de gekko’s te zijn die de bloemen bestuiven als ze de nectar komen halen. Volgens een recent artikel komen ze significant vaker af op bloemen die de rode nectar hadden, dan op bloemen waar (voor het experiment) de rector geel was.
Weer een voorbeeld van ‘de naam is zoals het er uit ziet’. De gele trilzwam. Deze kwamen we tegen op een wandeling in een oud stukje beukenbos, het Wesselinks bos, horende bij het vroegere landgoed Noordwijk in Paterswolde (er staat nu een appartementencomplex met die naam). Altijd leuk zo’n schimmel, om ook even aan te raken: om vast te stellen of ie trilt. Ja, dus.
Zeldzaam is deze trilzwam bepaald niet, komt over de hele wereld voor. Op afgevallen takken van bomen. De kleur maakt de schimmel opvallend. En ook het verschil in droge omstandigheden (hard en klein) en natte omstandigheden, zacht en geleiachtig. Een beetje als het judasoor.