Crocus angustifolius

Een goudgele krokus met roodbruine strepen aan de buitenkant, in een gevlamd patroon. In het Engels Gold of Cloth, in het Nederlands de goudlakense krokus. Dat in de crocus angustifolius, letterlijk vertaald smalbladige krokus. Goudlaken is een met gouddraad en zijde doorweven stof, die al in de Middeleeuwen gebruikt werd voor bijzondere gewaden. Deze krokus komt van oorsprong voor in berggebieden in de Krim, en groeit daar in lichte bossen en bergweiden boven 1500 meter. Sinds het einde van de 16e eeuw komt de krokus voor in Nederlandse tuinen. De eerste krokussen bolletjes zijn rond 1560 uit Constantinopel (nu Istanboel) mee naar Europa gebracht en een paar zijn toen bij Clusius, van de botanische tuinen in Leiden terechtgekomen. Clusius gaf ze in 1601 de naam crocus vernus latifolius flavo-vario flore, letterlijk vertaald wordt dat dan de breedbladige lentekrokus met bloemen in geelvariatie. Opvallend dat Clusius de term latifolius gebruikte (breedbladig), terwijl de blaadjes juist heel smal zijn.

De tekening dateert van ongeveer 1920 en is van Ambrosius Bosschaert, de eerste in een familie van bloemenschilders. Voor een schilderij van een grote vaas met bloemen schijnt hij destijds 1000 gulden gevraagd te hebben (en gekregen), terwijl een flink kunstwerk van Rembrandt destijds 500 gulden deed. Goede business dus.

De krokus bloeit nog niet in onze tuin, zal ergens eind februari/begin maart zijn. Dit blogje is geïnspireerd op een column in tijdschrift Onze Eigen Tuin – Lente 2020. Ik ben achterstallige tijdschriften uit de krantenbak aan het bijlezen…

In de column lees ik dat de krokus zich makkelijk vermeerdert en op een zonnige plaats moet staan. Mmm, bij ons staat ie achter een schapenhek, onder de pergola. Daar komt nooit direct zonlicht. Zou dat de reden zijn dat het nog steeds zo’n klein polletje is?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *