Eddy heeft een grote toeter gekocht, een enorme telelens, 150 – 600 mm. 2 kilo schoon aan de haak. Bedoeld voor sterrenfoto’s en maanfoto’s, maar natuurlijk ook om uit te proberen op vogels in de tuin. Is best lastig, want ze zitten natuurlijk niet stil. De eerste foto’s, met de camera met enorme lens gewoon los in de hand, zijn veelbelovend.
Op zaterdag 8 maart ben ik een groot deel van de dag in de tuin geweest. IN het begin met een jasje, later in fleece, en nog later was T shirt genoeg. Een flinke slag geslagen in het opschonen van de vijver. En terwijl ik. daarmee bezig was hoorde ik vlakbij geritsel. Steeds dichterbij. het bleek de eerste bruine kikker te zijn die terugkeerde naar zijn/haar geboorteplek: de grote vijver in onze tuin. Een klein zetje, en plons, de vijver in.
Noor, de buur-kleindochter , kwam kort daarvoor langs om te kijken of er al kleine kikkertjes waren. Nee, dat niet. Geen kikker te zien. Beetje teleurgesteld ging ze weer naar opa en oma. Kort daarna kwam deze eersteling de vijver in. Snel nog even Noor gehaald om de kikker -onderwater – te bekijken.
Niet helemaal scherp door het verre inzoomen, maar je hoort hier gewoon de plas bij 🙂
Later kwamen er nog een paar kikkers bij. Nog geen groot feest, zal niet lang duren.
Vorig weekend was de mollentelling, of eigenlijk molshopen-telling. In grote aantallen zie je in deze tijd van het jaar de bruine hoopjes aarde in de weilanden, langs bermen en soms in tuinen. Al de hopen op de foto’s zijn waarschijnlijk van 1 mol. Of misschien 2, als ze elkaar even gevonden hebben. Albertina Mol en Momfer de mol wonen namen het hele jaar in eigen gebied, met eigen gangen. Maar rond deze tijd, de paartijd, gaat Momfer graven in de hoop bij het gangenstelsel van Mevrouw Albertina uit te komen. Even paren, en hop, weer terug naar huis. Bij het mollentellen tel je dus vooral groepen van hopen (of zelfs: zijn er wel of geen hopen in een veld), en niet de individuele hopen.
Links op de bovenste foto zie je een van de twee ooievaars vliegen. Net rechts van het huis aan de bosrand staat de paal met het ooievaarsnest. Bij een wandeling eerder deze week (dit is 10 minuten van ons huis) zaten beide vogels op het nest.
Over mollen gesproken. Vorige week stond dit filmpje op de Vroege Vogels website. Mol op ijs. Ahhh, wat zielig. Gelukkig komt het goed, als je de tekst bij het filmpje leest. De mol weet weer vaste grond onder de graafpoten te krijgen en onder de grond te duiken.
In een dag ook het ijs verdwenen van de vijver. Het ondiepe opwarmende water begint weer te leven. Een groene kikker zagen we even op het randje zitten. Bootsmannetjes zwemmen weer aan de onderkant van het wateroppervlak hun rondjes ringslag. In de oude , halfvergane bladeren van het snoekkruid verschijnen mooie ronde gaten. Als of iemand aan het figuurzagen is. Als je goed kijke zie je de figuurzagen in actie, : een half uitgesneden boogje. Dit is het werk van de kokerjuffers, die weer verse rondjes uitsnijden om hun beschermende kokers van een nieuwe laag te voorzien. Kokerjuffers zijn de larven van schietmotten. Schietmotten lijken een beetje op nachtvlinders, maar ze hebben geen geschutte , maar behaarde vleugels. In het larve-stadium leven ze vaak in water. De kokertjes worden gemaakt om het zachte lijf te beschermen. De kokerjuffers gebruiken materiaal dat ze kunnen vinden: bij onze in de vijver rondjes uit plantmateriaal, maar soms ook zand of kleine schelpjes, of schildjes van andere waterbeestjes. Jean-Henri Fabre, een Frans entomoloog, noemde de larven zichzelf aankledende insecten. De kokers zijn van achter open, het is dus een soort rolletje. De belangrijkste eters van kokerjuffers zijn vissen. Die pakken vaak zo’n kokertje, blazen van achter de larve uit het kokertje, en eten het dan op.
Heel veel meer informatie op deze link van wikipedia. Daar staat een lang artikel met allerlei weetjes. Bv. wat er met hun kaken gebeurt als ze verpoppen en dat het een hele oude insecten soort is. DE
Vrijdag middag lente achtig. Bij het naar buiten lopen door de serre zag ik een citroenvlinder op de zij liggen. Winter niet overleefd, dacht ik eerst. Maar toen ik het beestje oppakte zat er nog een beetje leven in. Voorzichtig op een bloeiend winterheide struikje gezet. Langzaam kwam ze weer tot leven.
Verder op in de tuin volgens twee mannetjes citroenvlinders.
Zo groot als een pingpong bal, maar dan met een staart. Dat is de omschrijving die ik ooit eens hoorde voor een staartmees en die in mijn geheugen is blijven hangen. Dagelijks trekken ze in kleine troepjes langs de uitstalling van verschillende vetblokken en pinda cakes in onze tuin. Zwart, wit, een beetje lichtroze. Kraaloogje en mini zwart snaveltje. Leuk vogeltjes.
Gister ochtend ging ik de bijkeuken in om koffie te zetten. Vanuit de bijkeuken kan ik door de serre heen de achtertuin in kijken. Iets was gek. Nog even kijken. En wat zie ik? De blauwe reiger zat op de houten pi. Een meter rechts van de pi ligt onze grote vijver. Deze pi, drie houten balken in de vorm van de Griekse letter pi hebben we een paar jaar geleden daar neergezet om de roos die daar groeide wat omhoog te houden. Deze roos, Pauls Himalayan Musk, bleek echter zo’n wilde klimmer dat ook de pi niet genoeg was om hem tegen te houden. Met enorme uitlopers van meer dan 4 meter per jaar, poetste we elk jaar weer de vijver ontzetten, die helemaal door de roos werd overgenomen tegen het einde van een groeiseizoen. Roos bij de grond afgezaagd, en de pi bleef over. Een mooie plek voor de reiger, naar nu blijkt. Meestal ging ie eerst op het garagedak van de buren zitten, voordat ie naar het bruggetje over de vijver vloog. Als ik de reiger zie, wapper ik even met mijn armen. Toe nou, laat die kikkers gewoon lekker zitten. KSSJJJJT
Vorig weekend lag er even ijs op de grotere plas bij ons standaard ommetje langs de Moarweg. Dan komen de wintergasten, in dit geval de smienten in de vaart langs het wandelpad zitten. Onmiskenbaar is hun fluitgeluid . Van verre te horen. Maar deze keer hoorden we echt een ander geluid. Leek uit het riet te komen achter deze smienten. We bleven een tijdje kijken, en ineens zagen we een onbekende vogel. Slank. lange oranje snavel. Vrijwel uitbeeld, lopend tussen het riet. Beetje grijs van onder. Wit kontje. En een opvallend roep. Het blijkt de alarmroep te zijn van de waterral! Die hadden we nog nooit gezien of bewust gehoord. Op de onderste twee foto’s zie je vlak langs de rietrand de waterval langslopen. Meestal zoeken waterrallen lopend een goed heenkomen als ze opgeschrikt zijn. Andere vogels vliegen er vaak vandoor.
Acrobatisch, vliegensvlug. Parmantig, pikkend aan de zaadjes. Een petje van het hemelste blauw. Een jasje van zacht geel Zingend in de boom.
Dan komt het mooi uit dat ze in heel veel tuinen te vinden zijn. In deze tijd van het jaar goed te zien. Zeker als je een beetje bijvoert in de buurt van je huis, zodat je vanaf de bank kunt meegenieten. Vanmorgen snel weer een vetbol opgehangen.
Hoe zat het ook meer met de overeenkomsten en verschillen tussen de pimpelmees en de koolmees. Via deze link zie en hoor je de verschillen. En dan morgen buiten luisteren.
Woon je in een omgeving waar het niet lukt, hier nog een link naar een pimpelmees-filmpje met allerlei weetjes. Om vrolijk van te worden.
Al een tijdje staan stekken van de graslelie, chlorophytum, gereed om opgepot te worden. En ineens zie ik dat een onverlaat zich te goed gedaan heeft aan de blaadjes. Allemaal gaten en happen eruit. En rondom het potje allemaal kleinen ‘keuteltjes’, bruingroene korreltjes een beetje brede rijstkorrel groot. Onmiskenbaar wie hier bezig is geweest. Een rups die in de relatieve warmte van de bijkeuken wakker is geworden en tevreden aan de bladeren knaagt.
Ik bekijk de plant is van alle kanten, en kan in eerste instantie geen rups vinden. De dag erna, ligt het beestje gewoon opgekruld op de schotel van eennaburige plant. Op de foto gezet, opgepakt en buiten neergezet tussen wat droge blaadjes.