Op 17 november, net na het middag uur, naar Groningen fietsend, tussen kanaal en A28. Uit een ooghoek zag ik een roofvogel, een grote, en hoorde een voor mij onbekend vogelgeluid. Zeker niet de kreet van een buizerd, wel ‘groot’. Ik stapte af om even te kijken. Grote bruine vogels, en bij bepaalde lichtinval, een duidelijke witte staart. Niet heel makkelijk te zien, maar met de instructie onder het korte filmpje vast wel.
Vergroot het beeld (icoontje rechtsonder met de vier hoekjes (naast de drie puntjes). Vertraag de afspeelsnelheid (0,25 x). Kijk naar de vogel die naar beneden duikt en onder in beeld naar rechts vliegt. Zie je de witte staart?
Ze zijn hier al vaker in de buurt gesignaleerd, in de Onlanden bijvoorbeeld. Maar zelf heb ik ze nog niet eerder gezien: zeearenden. En grappig dat juist het geluid me op de grote vogels attendeerde. Dat is het mooie van als je op de fiets bent. Je hoort nog eens wat.
Eind oktober begin november is een prachtige tijd voor Japanse esdoorns. Je ziet ze rood, oranje of geel stralen in verschillende tuinen (ook een kleinen bij onze overburen). Dit is ook toptijd voor de Chinese tuin in de Hortus.
Verschillende esdoorns laten hun kleurige blad zien. Elk jaar weer even gaan kijken. Klik op de foto’s voor een groter exemplaar op je computer.
Wandelend van de Hortus naar huis, over het terrein van de Biotoop zag ik opeens iets liggen. Op een weggetje vlak bij een van de gebouwen. Had iemand een bruin gebreide muts, of een tasje verloren? Ik kwam iets dichterbij en zag het meteen. Een houtsnip. Een dode houtsnip. Zo’n vogel ken ik alleen van plaatjes en van de TV. Houtsnippen zijn steltlopers die in het bos wonen. Met allerlei bruintinten (herfstbladerenbruin) zo goed gecamoufleerd, dat zelfs professionele vogeltellers ze vaak niet zien, en dat dus ook niet goed bekend is hoeveel het er zijn.
Eind oktober begin november trekken de houtsnippen van het hoge noorden, naar het zuiden. Ook over Nederland. En helaas komen ze dan nogal eens in botsing met ramen en hoge gebouwen. Net als veel andere vogels kan heeft de houtsnip ogen die aan de zijkant van zijn kop zitten, daarmee kan hij mooi naar oren, opzij en zelfs naar achter kijken. Ze zien een gebouw wel, maar kunnen met die ‘zijogen’ slecht afstanden inschatten. Meestal trekken ze ’s nachts ; overdag zitten ze stilletjes ergens onopvallend te wezen.
Ik heb de snip voorzichtig opgepakt en in de berm gelegd. Het idee dat een van de bewoners per ongeluk met de auto over de vogel zou rijden deed me griezelen. Ook al is ie al dood. Rust in vrede, Scolopax rusticola.
Nanus, die in de Hortus woont, kom ik regelmatig tegen. Afgelopen week liet hij me een mooi plekje zien, net rechts voor de Chinese tuin, waar een flinke groep vliegenzwammen staat. Dit is mijn ‘paddestoelen’ moestuintje, aldus Nanus. Smaakt prima. Voor mensen is het niet verstandig vliegenzwammen te eten, Nanus kan er blijkbaar prima tegen.
De laatste 5 jaar hebben we de vier routes van het Pronkjewailpad gelopen. Meer dan 1000 km door de provincie Groningen, verdeeld in een Noord, Zuid , Oost en West route. Elke route kun je in etappes indelen naar believen. Wij liepen meestal tussen de 12 en 22 km, steeds een beetje uitkienen hoe begin en eindstop van een dag met openbaar vervoer te bereiken was. Streven was 1 route per jaar, maar de Oost route hebben we uiteindelijk in twee jaar gelopen. Corona kwam er tussen en we hadden toen niet zo’n trek om in het Openbaar Vervoer te reizen als het niet echt nodig was. Elke route werd begin november van een jaar afgesloten met een ‘Camino’, een gezamenlijke wandeling met alle deelnemers die de route hadden uitgelopen. Bij de Camino kreeg je dan aan begin en eind nog een laatste stempeltje om de stempelkaart compleet te maken.
Icoon (en ook logo) van de pronkjewailroutes is Sint Martinus die zijn mantel in tweeën scheurt om een bedelaar ook wat warmte te geven met een halve mantel. Beginpunt was deze keer Maartenscollege in Haren. Handig konden we zo naar toe wandelen vanuit huis. En zo kwam het dat deze laatste Camino voor een groot deel over een van onze vaak bewandelde ommetjes liep. In het zuiden van Stad toch enkele kleine stukjes pad die we niet eerder hadden gelopen.
De Camino eindigde ook dit jaar in de Martinikerk in Groningen. Eén minpunt, en ook een hele grote. Het regende bijna de hele dag. Regenbroek, bergschoenen, capuchon en zo goed mogelijk de plassen ontwijken.
In de Martinikerk kwam Sint Martinus zelfs nog even binnen, met paard en al. Burgemeester Koen Schuiling : ‘Ik heb wel eens een paard in de gang gezien. Maar nog nooit een paard in de kerk’. En Commissaris van de Koningin Rene Paas bij zijn toespraakje tot de organisator: ‘En dan zeggen ze altijd dat Groningers van die droge types zijn….’ Vandaag werd het tegendeel bewezen.
Na een naar onze smaak te lang programma met toespraken en oorkondes en boekpromotie haalden we het ontbrekende deel van onze medaille en togen huiswaarts. De mand met snoepgoed stond al klaar want vandaag was het ook Sint Maarten.
Als ik zo snel tel heb ik de afgelopen jaren meer dan 25 blogjes geschreven van stukjes van de wandelingen in het Groningerland. Een hele grote tuin. Als je in het vakje hiernaast in het zoekveld ‘pronkjewail’ typt, kun je nog eens door de stukjes wandelen. Hieronder 1 van de vele foto’s die ik maakte, het fraaie riviertje Ruiten Aa.
Wat hebben deze planten te maken met de microscopie-dag, op 4 november? Die planten bloeien nu helemaal niet…. De Hortus Haren was een van de plekken in de provincie Groningen waar microscopen stonden uitgestald. Dit was in het kader van 70microscopen.nl, een activiteit van de Rijksuniversiteit Groningen. En dit allemaal als ode aan de natuurkundige Frits Zernike die 70 jaar geleden de Nobelprijs voor de natuurkunde kreeg vanwege zijn uitvinding van de fasecontrast-microscoop.
En nu terug naar de planten op de foto: de zaden van deze planten kon je op de microscopie-dag bekijken. Maar ook takjes en mosjes en minipaddenstoelen door de bezoekers meegenomen. Naast microscopen met een LCD-scherm waren er ook doorzicht-microscopen: dan valt het licht niet van boven op het object, maar gaat er door heen. Daarvoor moeten de objecten, de preparaatjes heel dun zijn. Vaak tussen 2 glazen plaatjes geplakt. Of doorzichtig van zichzelf. Zoals de kleine waterstbeestjes.
Met 15 helpers bij de microscopen werd het een mooie dag met veel oh’s en ahh’s.
Gekraagd of gewimperd? Obsidentify to the rescue! Blij met de hulp van deze app.
Er staat op de onderste twee foto’s dat er geen lokatie bekend is…. Dat komt omdat ik het niet inlog in de app. Dan wordt er ook niet bijgehouden waar ik ben. Maar ik weet nog precies waar de foto’s zijn genomen. In het arboretum deel van de Hortus Haren, ze waren te zien vanaf het pad , langs de blauwe paaltjesroute. Tussen paaltje 42 en 43.
Het is najaar, dus weer tijd voor de plantjesruil. We werden gastvrij onthaald in de tuin van de familie Thomas. Een aantal jaren geleden waren we hier ook al eens, dat was de voorjaarsplantenruil, met onder andere heel veel bloeiende primula’s.
Heenen terug
Heen: een enorme emmer met snoekkruid, en gerania, een grasje, persicaria, een enkele herfstframboos, en nog wat klein grut.
Terug: Van Roos : paar stengels ceratostigma plumbagoides en een halfhoge herfstaster. Paar stukjes gele helmbloem. Van Nynke: paarse morgenster, oerprei. Van Amanda: zaailing akkerklokje, en een kolossale peer (beurre alexandre), zaadjes Van Hein: potje rodebessen jam. Van …: een flinke acanthus mollis rozet Van Ernst: twee potjes corsicaanse munt
Met Margé, vriendin van Machteld, afgesproken dat ik haar sinaasappelboompje een nieuw tehuis geef. Het boompje moet elk jaar voor de wintermaanden naar binnen, en wordt te groot voor Margé om elke oktober naar zolder te sjouwen en weer omlaag in maart. De plant moet in de fietskar passen, dus komende week een keer ophalen!
Het was me eerder opgevallen dat er aan de begonia die we op het terras hebben bloeien verschillende vormen bloemen kwamen, eerst grote gevulde gele bloemen, later enkelvoudiger bloemen, wel net zo geel. Als de bloem afviel bleef er een driehoekige verdikking achter…
Dit zag ik gister ook terug in de bloemen van een hele sierlijke witbloeiende begonia in de kas van de Hortus. Ongeveer 60 cm hoog, met sierlijk neerhangende bloemen. Toen ik van dichtbij ging kijken herkende ik het wel al begonia. Welke? Tja. (*)
Wist je dat veel knolbegonia’s zowel manlijke als vrouwelijke bloemen hebben aan dezelfde plant. Om zelfbestuiving te voorkomen bloeien de manlijke (grotere/gevulde) bloemen eerder dan de vrouwelijke: deze laatste hebben vaak een open(er) bloemvorm, eenvoudiger en met die driehoekige verdikking.
Let maar eens op, als je zelf een begonia op het terras hebt staan, of als je langs een bloembak in dorp of stad wandelt waarin (knol)begonia’s staan.
Van oorsprong komt de begonia voor in warme subtropische gebieden in Azië, Zuid-Amerika, Afrika en Centraal-Amerika. De begonia is genoemd naar de Franse kruidkundige Michel Bégon, in de 17e eeuw gouverneur van de toenmalige Franse kolonie Haïti . In de genoemde continenten komt de begonia nog steeds in vele vormen in de natuur voor. Er zijn meer dan 2000 soorten. Lastig voor de ‘begoniaverzamelaar’.
(*) Nagevraagd bij Richard,, een van de vaste tuinmannen van de Hortus. Het is een Begonia grandis, die tot Centraal-China voorkomt en waarschijnlijk een van de weinige (de enige?) winterharde Begonia is. Deze begonia is hier nog niet buiten geprobeerd.