Elk jaar deze week.
Mooie herinneringen aan mijn moeder.
Ze hield van sneeuwklokjes.


Alles in en om onze tuin
Elk jaar deze week.
Mooie herinneringen aan mijn moeder.
Ze hield van sneeuwklokjes.
Wat een variatie in het weer de afgelopen week. Van volop winter (wij hadden nog lang sneeuw) en vorst tot een riante 15 graden en zon en zingende vogels. Nog een motregen dag tussendoor, en vanmiddag na een grijze ochtend een heerlijk zonnige middag met een een uurtje in de tuin. 12 graden werd het. Morgen weer veel nattigheid voorspeld.
In een dag ook het ijs verdwenen van de vijver. Het ondiepe opwarmende water begint weer te leven. Een groene kikker zagen we even op het randje zitten. Bootsmannetjes zwemmen weer aan de onderkant van het wateroppervlak hun rondjes ringslag. In de oude , halfvergane bladeren van het snoekkruid verschijnen mooie ronde gaten. Als of iemand aan het figuurzagen is. Als je goed kijke zie je de figuurzagen in actie, : een half uitgesneden boogje. Dit is het werk van de kokerjuffers, die weer verse rondjes uitsnijden om hun beschermende kokers van een nieuwe laag te voorzien. Kokerjuffers zijn de larven van schietmotten. Schietmotten lijken een beetje op nachtvlinders, maar ze hebben geen geschutte , maar behaarde vleugels. In het larve-stadium leven ze vaak in water. De kokertjes worden gemaakt om het zachte lijf te beschermen. De kokerjuffers gebruiken materiaal dat ze kunnen vinden: bij onze in de vijver rondjes uit plantmateriaal, maar soms ook zand of kleine schelpjes, of schildjes van andere waterbeestjes. Jean-Henri Fabre, een Frans entomoloog, noemde de larven zichzelf aankledende insecten. De kokers zijn van achter open, het is dus een soort rolletje. De belangrijkste eters van kokerjuffers zijn vissen. Die pakken vaak zo’n kokertje, blazen van achter de larve uit het kokertje, en eten het dan op.
Heel veel meer informatie op deze link van wikipedia. Daar staat een lang artikel met allerlei weetjes. Bv. wat er met hun kaken gebeurt als ze verpoppen en dat het een hele oude insecten soort is. DE
Vrijdag middag lente achtig. Bij het naar buiten lopen door de serre zag ik een citroenvlinder op de zij liggen. Winter niet overleefd, dacht ik eerst. Maar toen ik het beestje oppakte zat er nog een beetje leven in. Voorzichtig op een bloeiend winterheide struikje gezet. Langzaam kwam ze weer tot leven.
Verder op in de tuin volgens twee mannetjes citroenvlinders.
Niet uit de tuin maar van de ekoplaza. Wel een plant, een vrucht. Reden om opa te nemen in dit blog. Een nieuw weetje, had ik nog niet eerder gehoord. Als je de vrucht in blokjes snijd worden ze snel bruin (oxidatie). Mijn vaste actie is dan : besprenkelen met citroensap. Mieke gaf me de volgende tip: gewoon de pit er nog even bij leggen in het bakje en de stukjes blijven groen. Het werkt! Da’s geinig.
“Wat ruikt het hier zoetig”
“Ruik jij ook bloemetjes?“
Bij de zijdeur, die we als hoofdingang gebruiken, heb ik jaren geleden een kleine sarcococca geplant. Klein groenblijvend struikje met roomwitte kleinen bloempjes. Van dichtbij wel mooi, maar niet heel erg in het oog springend. Maar wel ‘in de neus springend’ of ‘in de neus dringend’ als variant op dat gezegde.
Elk jaar in de winter zijn we wel weer een keer verrast bij het open of sluiten van de deur. Om dan meteen naar de sarcococca te kijken. Jaa, hij bloeit weer, zo tegen het eind van de winter.
Nu zit ik met een dilemma.
Een tuindilemma.
Eigenlijk wordt de struik wat te groot op deze plek.
De takken hangen een beetje uit voor de ingang.
Zal ik snoeien? Maar dan geen bloeien.
Zal ik verplaatsen?
Maar sarcococca houdt daar niet erg van.
Of gewoon zo laten.
En dan elke keer een beetje om de takken heen stappen.
Tuindilemma.
Voor hommels en andere wilde bijen zijn bloemen in het vroege voorjaar cruciaal. Om daar aandacht aan te geven kun je in tuin of bloembak vroegbloeiende planten neerzetten. Winterheide. Of bloembollen. Kies dan voor biologisch gekweekte bollen. In de komende weken kun je dan, zeker op een zonnige dag, de vroegelingen onder de insecten op bezoek zien komen.
In de Hortus is in een bak langs een wandelpad een aantal verschillende voorjaarsbollen bij elkaar gezet. Bij het maken van een beschrijvend tekstje kon ik meteen een beetje oefenen met een nieuw tekenprogramma op mijn iPad. Tjonge, wat kan daar veel mee. Ik ben voorlopig nog niet uitgetekend.
Zo groot als een pingpong bal, maar dan met een staart. Dat is de omschrijving die ik ooit eens hoorde voor een staartmees en die in mijn geheugen is blijven hangen. Dagelijks trekken ze in kleine troepjes langs de uitstalling van verschillende vetblokken en pinda cakes in onze tuin. Zwart, wit, een beetje lichtroze. Kraaloogje en mini zwart snaveltje. Leuk vogeltjes.
Ik ben helemaal weg van de kleine geïmproviseerde kunstwerkjes die gemaakt worden door David Zinn. Vrijwel dagelijks maakt hij met stoepkrijt en houtskool nieuwe tekeningen en figuurtjes. Niet van te voren bedacht, maar geïnspireerd door een scheur in een muur, of een paaltje op de stoep. De tekeningen lijken echt driedimensionaal als je ze vanuit de goede hoek bekijkt.
Met een foto of filmpje legt David zijn improvisaties vast. Gedeeld via social media en daarmee vereeuwigd. Want één regenbuitje en ze zijn weg. Een soort Snapchat-art.
Hier wat meer voorbeelden in een reportage van de BBC. Soms mannetjes, maar meestal dieren. Met een paar steeds terugkomende figuurtjes: Sluggo, groen met hoorntjes; Nadine, de muis; Philomena, het varkentje met vleugels.
Net een artikeltje geschreven voor Nature Today (volgende week, 23 feb) over de taxus. Leuk om dan ook een beetje rond te kijken waar taxussen zoal staan, en welke soorten er zijn. Eigenlijk zijn het allemaal variaties op het thema van de taxus baccata. In breed-uitgroeiende vorm in tuinen en op begraafplaatsen vaak in de zuilvormige soort: fastigiata. Wij hebben in de tuin ook verschillende exemplaren. De diepdonkergroene, mooi voor hagen (of als je Brit bent: voor topiary), of meer geelkleurig of met een geel randje: aureomarginata.
Taxus kan soms een beetje somber lijkt, zo donker in een grijs seizoen. Maar met een laag sneeuw ziet het er ook in de winter prachtig uit. Een witte deksel op de haag, witte kussentjes op de takken. Voor de zuilvormige taxus is veel sneeuw wel een risico. Vooral als het een beetje dooit, weinig wind is, en dan weer opvriest. De luchtige sneeuw verandert dan in een compacte ijslaag, die de takken doet ombuigen en met een beetje pech breken ze zelfs af. In eigen tuin schud ik de dikste sneeuwlaag, vers gevallen, van de uitbuigende takken af. Een lange bezem is dan handig om de hogere takken te bereiken.
Toen we gister nog even foto’s gingen maken van taxussen in de Hortus deed Eddy nog een poging om sneeuw van de uitbuigende takken te schudden. Maar deze exemplaren bleken veel te hoog, een meter of vijf. Links op de voorgrond de Taxus baccata ‘Fastigiata Aureomarginata’, met uitbuigende tak. Verder naar achter staat Eddy onder de Taxus baccata ‘Dovastonii Aurea’ . Beiden in de Laarmantuin.