Wereldmussendag

Afgelopen donderdag, 20 maart, was het wereldmussendag. Het initiatief is ontstaan in Frankrijk en India in 2010. Mussen zijn de meest wijdverspreide vogels ter wereld, ze komen voor op alle continenten , behalve Antarctica. Oorspronkelijk alleen in Eurazië, maar na de laatste ijstijd, begonnen ze zich te verspreiden. En toen de mens 6000 Jara geleden met landbouw begon ging het pas echt hard met de mussen. Ze ontwikkelden een dikkere/ hardere schedel en stevigere snavel. En daarmee werden ze een echte mensenvolger. Door hun aangepaste bouw konden ze letterlijk ‘een graantje meepikken’. Waar andere vogels de harde graankorrels niet konden kraken konden mussen dat wel.

Vanmorgen een leuk item over de mus op de radio. Beluister het item op Vroege Vogels. De mens heeft de mus waarschijnlijk wel een handje geholpen. Door een aantal exemplaren ‘per ongeluk’ mee te nemen op schepen naar bv de Amerika’s. Of express omdat emigranten de mus zo gezellig vonden en enkele exemplaren mee namen. Voor een beetje thuisgevoel ver weg van huis.
Leuk weetje: hoewel de huismus de meest wijdverspreide soort is, blijft een individuele mus meestal zijn/ haar hele leven in een heel klein gebiedje wonen, een paar km rondom de geboorte plek.

Vanmorgen werden we weer vrolijk wakker getjilpt.

Staartmees – dopsnavel

Als een kind een klein kort neusje heeft, dan noemen we dat een dopneusje.
Dat woord past wel bij het korte stomp driehoekige snaveltje van de staartmees: een dopsnavel.

Zoals altijd kwamen de staartmeesjes vandaag weer in een groepje langs. Naar elkaar roepend met hoge geluidjes. Je hoort ze vaak al van verre aankomen, en even later ook weer vertrekken. Je moet wel met de camera in aanslag zitten als je ze hoort, want vlak erna zie je alleen nog de achterkant van de vertrekkende troepjes staartmezen. Enorm fotogeniek.

Voor het geval je het nog niet wist: een startmees is geen familie van de mezen, als koolmees en pimpelmees.

Grote toeter

Eddy heeft een grote toeter gekocht, een enorme telelens, 150 – 600 mm. 2 kilo schoon aan de haak. Bedoeld voor sterrenfoto’s en maanfoto’s, maar natuurlijk ook om uit te proberen op vogels in de tuin. Is best lastig, want ze zitten natuurlijk niet stil. De eerste foto’s, met de camera met enorme lens gewoon los in de hand, zijn veelbelovend.

De eerste bruine kikker

Op zaterdag 8 maart ben ik een groot deel van de dag in de tuin geweest. IN het begin met een jasje, later in fleece, en nog later was T shirt genoeg. Een flinke slag geslagen in het opschonen van de vijver. En terwijl ik. daarmee bezig was hoorde ik vlakbij geritsel. Steeds dichterbij. het bleek de eerste bruine kikker te zijn die terugkeerde naar zijn/haar geboorteplek: de grote vijver in onze tuin. Een klein zetje, en plons, de vijver in.

Noor, de buur-kleindochter , kwam kort daarvoor langs om te kijken of er al kleine kikkertjes waren. Nee, dat niet. Geen kikker te zien. Beetje teleurgesteld ging ze weer naar opa en oma. Kort daarna kwam deze eersteling de vijver in. Snel nog even Noor gehaald om de kikker -onderwater – te bekijken.

Later kwamen er nog een paar kikkers bij. Nog geen groot feest, zal niet lang duren.

Mollenveld

Vorig weekend was de mollentelling, of eigenlijk molshopen-telling. In grote aantallen zie je in deze tijd van het jaar de bruine hoopjes aarde in de weilanden, langs bermen en soms in tuinen.
Al de hopen op de foto’s zijn waarschijnlijk van 1 mol. Of misschien 2, als ze elkaar even gevonden hebben. Albertina Mol en Momfer de mol wonen namen het hele jaar in eigen gebied, met eigen gangen. Maar rond deze tijd, de paartijd, gaat Momfer graven in de hoop bij het gangenstelsel van Mevrouw Albertina uit te komen. Even paren, en hop, weer terug naar huis.
Bij het mollentellen tel je dus vooral groepen van hopen (of zelfs: zijn er wel of geen hopen in een veld), en niet de individuele hopen.

Links op de bovenste foto zie je een van de twee ooievaars vliegen. Net rechts van het huis aan de bosrand staat de paal met het ooievaarsnest. Bij een wandeling eerder deze week (dit is 10 minuten van ons huis) zaten beide vogels op het nest.

Over mollen gesproken. Vorige week stond dit filmpje op de Vroege Vogels website.
Mol op ijs.
Ahhh, wat zielig.

Gelukkig komt het goed, als je de tekst bij het filmpje leest. De mol weet weer vaste grond onder de graafpoten te krijgen en onder de grond te duiken.

Figuurzagen

In een dag ook het ijs verdwenen van de vijver. Het ondiepe opwarmende water begint weer te leven. Een groene kikker zagen we even op het randje zitten. Bootsmannetjes zwemmen weer aan de onderkant van het wateroppervlak hun rondjes ringslag. In de oude , halfvergane bladeren van het snoekkruid verschijnen mooie ronde gaten. Als of iemand aan het figuurzagen is. Als je goed kijke zie je de figuurzagen in actie, : een half uitgesneden boogje. Dit is het werk van de kokerjuffers, die weer verse rondjes uitsnijden om hun beschermende kokers van een nieuwe laag te voorzien. Kokerjuffers zijn de larven van schietmotten. Schietmotten lijken een beetje op nachtvlinders, maar ze hebben geen geschutte , maar behaarde vleugels. In het larve-stadium leven ze vaak in water. De kokertjes worden gemaakt om het zachte lijf te beschermen. De kokerjuffers gebruiken materiaal dat ze kunnen vinden: bij onze in de vijver rondjes uit plantmateriaal, maar soms ook zand of kleine schelpjes, of schildjes van andere waterbeestjes. Jean-Henri Fabre, een Frans entomoloog, noemde de larven zichzelf aankledende insecten. De kokers zijn van achter open, het is dus een soort rolletje. De belangrijkste eters van kokerjuffers zijn vissen. Die pakken vaak zo’n kokertje, blazen van achter de larve uit het kokertje, en eten het dan op.

Heel veel meer informatie op deze link van wikipedia. Daar staat een lang artikel met allerlei weetjes. Bv. wat er met hun kaken gebeurt als ze verpoppen en dat het een hele oude insecten soort is. DE

Citroenvlinder

Vrijdag middag lente achtig. Bij het naar buiten lopen door de serre zag ik een citroenvlinder op de zij liggen. Winter niet overleefd, dacht ik eerst. Maar toen ik het beestje oppakte zat er nog een beetje leven in. Voorzichtig op een bloeiend winterheide struikje gezet. Langzaam kwam ze weer tot leven.

Verder op in de tuin volgens twee mannetjes citroenvlinders.

Pingpongbal met staart

Zo groot als een pingpong bal, maar dan met een staart. Dat is de omschrijving die ik ooit eens hoorde voor een staartmees en die in mijn geheugen is blijven hangen. Dagelijks trekken ze in kleine troepjes langs de uitstalling van verschillende vetblokken en pinda cakes in onze tuin. Zwart, wit, een beetje lichtroze. Kraaloogje en mini zwart snaveltje. Leuk vogeltjes.

Reiger op de pi

Gister ochtend ging ik de bijkeuken in om koffie te zetten. Vanuit de bijkeuken kan ik door de serre heen de achtertuin in kijken. Iets was gek. Nog even kijken. En wat zie ik? De blauwe reiger zat op de houten pi. Een meter rechts van de pi ligt onze grote vijver. Deze pi, drie houten balken in de vorm van de Griekse letter pi hebben we een paar jaar geleden daar neergezet om de roos die daar groeide wat omhoog te houden. Deze roos, Pauls Himalayan Musk, bleek echter zo’n wilde klimmer dat ook de pi niet genoeg was om hem tegen te houden. Met enorme uitlopers van meer dan 4 meter per jaar, poetste we elk jaar weer de vijver ontzetten, die helemaal door de roos werd overgenomen tegen het einde van een groeiseizoen. Roos bij de grond afgezaagd, en de pi bleef over. Een mooie plek voor de reiger, naar nu blijkt. Meestal ging ie eerst op het garagedak van de buren zitten, voordat ie naar het bruggetje over de vijver vloog. Als ik de reiger zie, wapper ik even met mijn armen.
Toe nou, laat die kikkers gewoon lekker zitten.
KSSJJJJT