Vroege bloemen, blije bijen

Voor hommels en andere wilde bijen zijn bloemen in het vroege voorjaar cruciaal. Om daar aandacht aan te geven kun je in tuin of bloembak vroegbloeiende planten neerzetten. Winterheide. Of bloembollen. Kies dan voor biologisch gekweekte bollen. In de komende weken kun je dan, zeker op een zonnige dag, de vroegelingen onder de insecten op bezoek zien komen.

In de Hortus is in een bak langs een wandelpad een aantal verschillende voorjaarsbollen bij elkaar gezet. Bij het maken van een beschrijvend tekstje kon ik meteen een beetje oefenen met een nieuw tekenprogramma op mijn iPad. Tjonge, wat kan daar veel mee. Ik ben voorlopig nog niet uitgetekend.

Oppotten en 72 cm

Droog en deels zonnig, maar erg schraal buiten met de koude wind. Vandaag opgelost door ’s morgens , in de bijkeuken, allemaal kamerplanten te vermeerderen, stekken op te potten. Zak van 20 liter potgrond schoon op. Maar dan heb je ook wat. Lastiger is voldoende vensterbanken vinden.

  • Chlorophytum comosum (een paar van de stekken van de planten die overal in de woon- en studeerkamer onze boekenkasten bevolken)
  • Saxifraga stolonifera (ik had er een boel buiten staan, kletsnat in pot, en las ergens dat ze ook als kamerplant gebruikt konden worden.)
  • Aloe Aristata (alle zijrozetjes uit 1 pot apart opgepot).

’s Middags de thermo-onderbroek met lange pijpen en en forse wandeling gemaakt. Door de Onlanden, waar we onder andere een vogelaar troffen die enthousiast was over de ruigpootbuizerd die hij gezien had, en de visser die net een gevangen snoek aan het opmeten was. Bij dit koude weer kunnen ze wel een kwartier boven water blijven. Zolang de kieuwen maar vochtig blijven. Met een lange tang haalde hij de haak uit de bek van de vis, legde haar (buik vol met kuit) op een lang meetlint voor vissen en maakte een foto. 72 cm schoon aan de haak. ’s Morgens had ik er een van 128 cm, zei ie.

Oranje

Zo leuk. De grootste vruchten aan ons sinaasappelboompje beginnen oranje te kleuren. DE grootste zijn een cm of 2 in diameter. Dan is er nog een lading donkergroene vruchten tussen de 1 en 1,5 centimeter. Een een derde lichting van hele kleinen vruchtjes, 2-3 mm. Grappige van die kleinste is dat ik daar als ‘bevruchter’ ben opgetreden. De bloemen vormden zich pas toen de plant al op de logeerkamer stond voor de winter. Dus niet makkelijk te bereiken door laagvliegende insecten.

Nog even wachten en dan ga ik de plant weer bijvoeren. Mest geven. Sommige bladeren zien er wat gelig uit, tekort aan het een of ander. IK wil echter niet te vroeg beginnen met mesten. Als er vers jong blad (en bloempjes) komen, dan is de kans op luizen binnen ook groter. Vorig jaar stond de plant in de bijkeuken (iets warmer en iets donkerder ) en toen waren de nodige luizen. Waarschijnlijk overgestapt van een andere plant in de bijkeuken, maar toch.

Plakkerig

Wel zit er op verschillende bladeren een plakkerig goedje. Meestal is dat uitscheiding van luizen. Maar die luizen zie ik dus niet. Voor de zekerheid toch maar een paar kranten onder de plant gelegd, zodat de vloerbedekking in de logeerkamer niet ‘onder het plak’ komt.

Rupsenjacht

Al een tijdje staan stekken van de graslelie, chlorophytum, gereed om opgepot te worden. En ineens zie ik dat een onverlaat zich te goed gedaan heeft aan de blaadjes. Allemaal gaten en happen eruit. En rondom het potje allemaal kleinen ‘keuteltjes’, bruingroene korreltjes een beetje brede rijstkorrel groot. Onmiskenbaar wie hier bezig is geweest. Een rups die in de relatieve warmte van de bijkeuken wakker is geworden en tevreden aan de bladeren knaagt.

Ik bekijk de plant is van alle kanten, en kan in eerste instantie geen rups vinden. De dag erna, ligt het beestje gewoon opgekruld op de schotel van eennaburige plant. Op de foto gezet, opgepakt en buiten neergezet tussen wat droge blaadjes.

Mysterie? Nectar is rood.

De nesocodon Mauritius is een klokje in de familie van de campanulaceae, de klokjesbloemen. Zoals de naam al suggereert komt deze plant -in het wild- alleen voor op Mauritius. Een precaire aangelegenheid, als plant zijnde, als je maar op 1 plek (1 eiland) in de wereld groeit. Ook de dodo kwam alleen op Mauritius voor. De doe is niet meer. Gelukkig zijn er botanische tuinen die ook voor een veilig plekje kunnen zorgen voor planten als nesocodon, maar dan niet in het wild.

De nesocodon (vroeger wahlenbergia) is een struikje van zo’n 30 cm groot, groeit in vochtig tropisch gebied. De klokjesbloemen zijn tamelijk groot, zie foto, en zijn lilapaars. Bijzonder is de nectar. De bloem maakt er erg veel van, het druipt uit de bloem, en is knalrood. Tot een jaar of 20 geleden was het een mysterie waarvoor de rode kleur bedoeld was. Om vogels te lokken? Vogels komen normaliter, zeker in tropische gebieden, op de kleur rood af. Dat is rood van de bloemen, dat je van buiten kan zijn. In 2006 verscheen een artikel die het mysterie oploste. De rode kleur van de nectar is bedoeld als signaalkleur voor gekko’s die overdag op de grond scharrelen tussen de struikjes. Het lijken de gekko’s te zijn die de bloemen bestuiven als ze de nectar komen halen. Volgens een recent artikel komen ze significant vaker af op bloemen die de rode nectar hadden, dan op bloemen waar (voor het experiment) de rector geel was.

Met dank aan Richard.

Varen-draden

Naast de graslelies hebben zijn er meer kamerplanten die we al heel lang hebben. Een daarvan is een varentje. Inmiddels uitgegroeid tot een forse varen. Deze staat hoog boven op de kast en de bladeren hangen elegant naar beneden. In deze tijd van het jaar maakt de varen ook lange bladloze draden. Een beetje harige draden. Nu zijn ze nog groen en meer dan een meter lang, over een tijdje drogen ze in en dan knip ik ze af. Laatst was ik me wat aan het verdiepen in varens en hoe ze zich voortplanten (sporen), en ineens vroeg ik me af welk nut deze harige draden hebben.


Gevraagd aan Roel en gegoogled. Het varentje lijkt een ‘boston’ varen te zijn, erg veel als kamerplant gebruikt. En inderdaad maakt ze, als ze het naar haar zin heeft, ‘leafless runners; ook wel stolons (in het Engels) of stolonen (in het Nederlands) genoemd. Als de varen gewoon in de volle grond staat dan spreiden deze draden zich horizontaal uit en waar ze de rulle ondergrond raken gaan ze wortelen en nieuwe plantjes maken. Iemand, in een klimaat met warmere winters, beschreef de varen als een invasieve plant, zo veel jonkies maakt ze.

Sommige mensen knippen de draden af, omdat ze het een slordig gezicht vinden. Bij ons blijven ze lekker hangen, en pas als de varen een jaarlijkse knipbeurt krijgt om oud en bruingeworden blad te verwijderen, gaan de dan inmiddels ingedroogde haren er ook af.

Zal ik eens een potje met aarde boven op de kast zetten en daar zo’n stolon in vastprikken? Is wel lastig om water te geven. Misschien juist een potje neerzetten op een plek waar zo’n draad ver naar beneden hangt..

Fijn-ingesneden

Veel van de deurgeraniums (pelargoniums) die zomers buiten op het terras staan, logeren al weer een maand of twee in onze logeerkamer. Een paar exemplaren, waaronder twee bloeiende , niet geurende, pelargoniums en een stek van een onbekend exemplaar, staan nog in de serre. Mijn ervaring was vorig jaar dat de bloeiende geraniums in de winter in no time luizen hadden. Dus laat ik ze eerst maar in de serre staan. Stuk koeler, niet helemaal vorstvrij. Als het echt gaat vriezen moeten ze toch even naar de bijkeuken. (Of je knipt de bloemen eraf, hoor ik daar iemand denken….)

Tot mijn verrassing zag ik naast de knalroze en rode – nog steeds – bloeiende geranium, opeens een witte bloem. De stek van eerder dit jaar was gaan bloeien! Met een uiterst elegant wit bloemetje met ingesneden bloemblaadjes en roze hartje. Als je alleen de bloem ziet zou je denken dat het (muskus)kaasjeskruid is. Eens kijken of ik de naam kan achterhalen.

Drie etages

Een graslelie of Chlorophytum is een makkelijke kamerplant. “Bietel”, noemde we ze vroeger thuis, naar The Beatles met hun lange haar. De graslelie vormt een enthousiaste bos langwerpige bladeren. Je zie meestal de bonte vorm, groen met een brede witte streep in het midden. Wij hebben ook al tientallen jaren een egaal groen vorm. Stekken is heel makkelijk. Als de planten gaan bloeien vormen ze een lange bloemstengel, met kleine witte sterbloempjes. Op aan die lange stengels vormen zich dan ook de kind plantjes. Naarmate de kindslaantjes groter en zwaarder worden gaan ze naar beneden hangen. Het mooist is een standplaats op hoogte, in of bovenop een kast. Dan hangen de ’trossen’ met jonge plantjes elegant naar beneden. De kleine plantjes kun je afknippen en oppotten, of eerst een tijdje in een glas water zetten om worteltjes te maken. Naarmate je ze langer aan de plant laat zitten vormen ze zelf ook steeds meer luchtwortels.

Op de foto zie je een moederplant boven in de kast , een generatie kinderen op ongeveer 1 meter boven de grond, en zelfs kleinkinderen, die vlak boven de vloer hangen.