Zowel in de serre als de overwinteringsplek op de logeerkamer zijn nog een paar pelargoniums (in de volksmond geraniums) die bloeien. Van geen van allen weet ik de naam, het zijn allemaal krijgertjes.
Ook in de knop heel fotogeniek, met de haren aan de buitenkant. De planten met donkerrode en rode bloemen (links) hebben als nadeel dat ze binnen bij het overwinteren erg makkelijk luizen krijgen. Afgelopen jaar in ieder geval wel. En die luizen kunnen dan overstappen naar andere planten in dezelfde ruimte (vorig jaar een streptocarpus, die nooit meer luizen-vrij geworden is en die ik buiten laat staan (zal na de eerste vorst het loodje leggen); en het sinaasappelboompje. Die heb ik nu binnen, maar in een andere ruimte
Afgelopen paar weken had ik de verschillende pelargoniums / deurgeraniums allemaal al wat dichter bij elkaar gezet, en onder het afdak van de serre. Toen er een dikke week geleden een erg koude nacht aan leek te komen gingen ze de onverwarmde serre in. En nu heb ik ze nageplozen op beestjes (vast niet allemaal gevonden), doe blaadjes en takjes verwijderd, potten van buiten een beetje schoongemaakt en toen de trap op. Naar boven, naar de (heel weinig verwarmde) logeerkamer op de bovenverdieping. Vorig jaar heb ik de geraniums voor het eerst echt in huis overwinterd, koel, licht en bijna droog. Was toen erg goed bevallen. Doen we dit jaar weer. Het worden er wel steeds meer, flink wat stekken genomen dit jaar. Veel zijn ervan aangeslagen en apart opgepot. En nog enkele tientallen gewoon als stekje op water, in een glaasje. Al een maand of 2-3.
Met een nogal begroeide logeerkamer tot gevolg. Voor als je weer langskomt, Ingrid !
Niet bepaald subtiel, de kleuren combinatie van deze grote bos bloemen. Een gegeven bos bloemen kijk je niet in de bek, dus mooi stelen schuin afsnijden, bloemen in de vaas draperen, en in de vensterbank zetten. Ik vind het leuk om van dichtbij naar de verschillende vormen (en kleuren) te kijken.
Ik ken de kamerlinde als een plant met lichtgroene enorme, slappe bladeren, bedekt met een laagje zachte haartjes aan beide kanten. De vorm van het blad lijkt inderdaad wel op dat van onze inheemse linde, alleen een stuk groter. De kamerlinde is door het grote, frisgroene blad, heel decoratief en geeft een beetje jungle gevoel aan kamer of serre.
Was me nooit opgevallen dat de plant prachtig kan bloeien. Dit exemplaar, gehouden als kuipplant in de Hortus, bloeit nu, begin februari. Els is er even naast gaan staan om te laten zien hoe groot de kamerlinde kan worden. De kamerlinde is niet de makkelijkste plant, om goed te houden. Els vertelde dat zij jarenlang een goed groeiende kamerlinde had, maar dat deze wegkwijnde nadat ze haar verplaatst had: te licht, te donker, beestjes, tocht. Wie zal het zeggen.
Een andere naam voor de kamerlinde is sparrmannia africana. Alle planten uit dit geslacht groeien in Afrika. In Zuid Afrika groeit de sparrmannia uit tot een boom van 7-10 meter hoog, met een brede kroon. Bij ons wordt de kamerlinde als kuipplant gekweekt. Mooi om haar ’s zomers buiten te zetten, en dan ruim voor de vorst weer naar binnen. Dat voorkomt ook dat de plant te ‘stoffig’ wordt, door de haren op het blad is eventueel stof er moeilijk af te wrijven.
De naam sparrmannia komt van Anders Sparrman (1748–1820), a zweedse botanist, en leerling van Linnaeus. Hij ging onder andere mee op de tweede reis van James Cook, als scheepsarts, en reisde in 1772 naar het zuidelijkste puntje van Afrika. Hij was in die tijd al een sterk voorstander van afschaffing van de slavernij. Ook schreef hij waarschuwende teksten over het niet-duurzame landgebruik en de over bejaging op wilde dieren. Toen al. Heeft weinig geholpen.
Wil je meer weten over deze reislustige botanicus. Er is een -volgens de recencies- goede roman verschenen over zijn leven. The journeys of Anders Sparrman.
Als een plant deze naam heeft, kun je er wel bij bedenken dat het een plant is die makkelijk voor (veel) nakomelingen zorgt. Meest voor de hand liggend is dat de plant dat doet door gewoon heel veel zaad te maken. Denk eens aan een tweejarige als vingerhoedskruid of teunisbloem. In dit heval is de de bijnaam van een -in Nederland – kamerplant: Kalanchoë Daigremontiana .
De plant kan bloeien, maar doet dat lang niet altijd. Dan is er geen zaad, maar daar heeft de kalanchoe het volgende op gevonden: ze maakt heel veel kleinen babyplantjes aan de randen van het gekartelde blad. Als je maar even tegen de plant aanstoot, vallen de kleine plantjes eraf. Bij ons in de bijkeuken vallen ze dan op de vensterbank, of soms in de pot van de kamerplant ernaast. Daar goeien inmiddels ook een aantal kalanchoe’s met al weer nieuwe babyplantjes.
Dus super makkelijk om deze plant te vermeerderen. Heeft ook niet veel water nodig. Plant voor luie kamerplantenliefhebbers. Het sap is licht giftig voor kleinen kinderen en huisdieren.
Het geslacht kalanchoe hoort tot de familie van de carassulaceae , dat veel voorkomt in tropische en subtropische streken. De kalanchoe daigremontiana, komt van nature voor in Madagaskar. Verschillende soorten kalanchoe werden gebruikt in tradiotionele geneeskunde., vooral in het verre oosten. Een stof gewonnen uit onder andere de kalanchoe daigremontana wordt gebruikt in verschillende behandelingen tegen kanker.
Bij de kerst-pub-quiz van de Hanzehogeschool in december won mijn team de quiz. En als kado kregen we een plantbaar potlood. Grappige ‘gimmick’ van sproutworld.com. Idee erachter is dat jaarlijks heel veel stompjes potlood (wereldwijd worden miljarden potloden/jaar gemaakt) worden weggegooid. En het idee van dit potlood is dat je het potlood na gebruik nog als plantstokje kunt gebruiken: in plaats van een gummetje zit er aan de achterkant een capsule met zaadjes. Die achterkant steek je in een potje met grond en geeft water. De capsule (gelatine of iets dergelijks) lost op en de zaadjes ontkiemen. Tadaaa! En je hebt een plantje dat groeit uit je afgedankte stompje potlood. Dat ga ik natuurlijk proberen, maar even wachten nog. Nog iets te vroeg om mijn basilicum potlood (een van de 15 soorten) te planten.
Sympathiek verhaal, hergebruik en zo. Zit wel een klein addertje onder het gras. Wie schrijft er tegenwoordig zoveel met een potlood dat je zo’n nieuw exemplaar tot een stompje reduceert… voordat er 1 jaar om is. Want dat staat bij de instructie achterop: plant je potlood binnen 1 jaar na aankoop.
Na een aantal weken tevergeefs gezocht te hebben naar de snoodaards die aan de pepermunt geranium knabbelden. Uit de andere planten die zomers buitenstaan, en nu op de logeerkamer, had ik al eerder een aantal rupsen verwijderd. In de geranium tomentosum kon ik er maar geen vinden. En nu zag ik dat een aantal bladeren dichtgevouwen waren, waarbij de randen met wat spinsel aan elkaar geplakt zijn. Ah, daar dus kijken. En niet 1 grote rups gevonden, maar wel een paar kleintjes!
De rups op de foto bijna 1 cm lang, ik vond er ook nog een die pas een paar mm lang was. Dus even in de gaten blijven houden.
Al heel veel jaar ben ik bezig met het verzamelen van zand, uit de hele wereld, van allerlei vakantiebestemmingen. Eigen vakanties, maar ook van collega’s, familie, vrienden of buren. Net geen 200 nog. Het veel-jarenplan erachter: ‘ooit’ een keer foto’s van al dat zand maken door een microscoop. En eindelijk, deze kerstvakantie, regen regen regen, hier een begin mee gemaakt. Een paar honderd foto’s gemaakt, ongeveer driekwart van de verzamelde ‘zanden’ in beeld. Allerlei kleuren, superfijn tot bijna kiezeltjes, afgerond zeezand tot hoekige rivierzandkorrels.
De vakantie is voorbij. Het begin is gemaakt. Als de laatste 25 % op de foto staan dan begint de volgende stap. Een website maken met een wereld kaart en ‘stippen’ op de kaart waar de zanden verzameld zijn. En achter elke stip een aantal foto’s en informatie over dit speciale zand. Als voorbeeld : zand nummer 175.
Hoe zit het ook weer met de bijtjes en de bloemetjes. De bijtjes helpen de bloemetjes bevrucht te raken, en de bloemetjes lokken de bijtjes om ze te (laten) helpen. Door nectar te produceren, en stuifmeel.
Want wat moet er gebeuren? Veel bloemen zijn tweeslachtig, mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen, en vaak is het de bedoeling dat een bloem niet zichzelf bestuift. In het kadere van diversiteit (voorkomen inteelt). Dan is het handig als een insect langs komt om stuifmeel van de ene naar de andere bloem te brengen. Een van de trucs is dat de manlijke meeldraden hun stuifmeel produceren op een tijdstip dat de vrouwleijke stamper nog niet is staat is stuifmeel te ontvangen.
Vanwaar dit verhaal nu? het is kerstvakantie, er staat een bos bloemen in de vensterbank, er is een microscoop in huis, buiten is het nat en guur. Spelen!
Als je het probeert lukt het je vast niet, maar soms ontstaat er iets per toeval. Zoals deze fraaie ‘zandbloemen’. Het lijkt op patronen die je soms ziet als er ijsbloemen op de ramen ontstaan, die langzaam groeien als de temperatuur laag genoeg is en er vocht op de ramen staat.
Toch is hier iets anders aan de hand.
Men neme een kunststof petrischaaltje, en wat zand met zeer fijne (klei)deeltjes, stof bijna. Men schudde dat een paar keer heen en weer, en gooien het zand weer uit het schaaltje. Misschien helpt het als je een trui aan hebt en de lucht droog is binnen. De zeer fijne stofdeeltjes blijven door statische elektriciteit aan het schaaltje plakken. In dit geval in deze sliertvormpjes, als plantjes (zeewier) bijna. De foto’s laten een gebied zien van ongeveer 1 cm, prima te zien met het blote oog, maar extra leuk onder de microscoop (zoals deze foto’s).