De Brink in Zuidlaren, lila paars van de krokussen. Met de zon erop vanmiddag, stonden alle bloemen open. Hoeveel?
Vele duizenden. Misschien wel tienduizenden. Veel x mooi.
In de tuin hebben we er tientallen. Jaren geleden waren het er veel meer. In de zijborder aan de westkant van de tuin stonden ze. Verder stond er daar toen weinig. Na de krokussen, gevolgd door de blauwe bosanemonen, was het het hele jaar kaal in die border. Zeker 15 jaar geleden heb ik een aantal siergras-pollen geplant. Mooi in late zomer, herfst en winter. Pas vorige week heb ik de pollen afgeknipt. Ze moeten hoognodig gedeeld worden, breiden zich steeds verder uit. Inmiddels ook wat andere planten neergezet in deze border. Mooi gedurende het jaar, maar de overvloed aan krokussen is hierdoor wel wat verloren gegaan…..
Galanthofielen (*) lopen vaak met een spiegeltje aan een lange steel rond. Om ombeschaamd onder de rokken van sneeuwklokjes te kunnen kijken. Zonder te hoeven bukken of het bloemetje naar boven te draaien.
Mijn idee was, zet de telefoon op selfie stand, leg de telefoon op de grond naast een sneeuwklokje en maak een foto. Dan kun je de onderkant goed bekijken. Idee was leuk, maar afstand te kort, waardoor de bloem zelf niet helemaal scherp is. De bomen erachter zijn wel.
Galanthus nivalis, de ‘gewone’ en wonderschone sneeuwklok. Foto in voortuin van kantoor Groninger landschap genomen.
Vorig weekend was de mollentelling, of eigenlijk molshopen-telling. In grote aantallen zie je in deze tijd van het jaar de bruine hoopjes aarde in de weilanden, langs bermen en soms in tuinen. Al de hopen op de foto’s zijn waarschijnlijk van 1 mol. Of misschien 2, als ze elkaar even gevonden hebben. Albertina Mol en Momfer de mol wonen namen het hele jaar in eigen gebied, met eigen gangen. Maar rond deze tijd, de paartijd, gaat Momfer graven in de hoop bij het gangenstelsel van Mevrouw Albertina uit te komen. Even paren, en hop, weer terug naar huis. Bij het mollentellen tel je dus vooral groepen van hopen (of zelfs: zijn er wel of geen hopen in een veld), en niet de individuele hopen.
Links op de bovenste foto zie je een van de twee ooievaars vliegen. Net rechts van het huis aan de bosrand staat de paal met het ooievaarsnest. Bij een wandeling eerder deze week (dit is 10 minuten van ons huis) zaten beide vogels op het nest.
Over mollen gesproken. Vorige week stond dit filmpje op de Vroege Vogels website. Mol op ijs. Ahhh, wat zielig. Gelukkig komt het goed, als je de tekst bij het filmpje leest. De mol weet weer vaste grond onder de graafpoten te krijgen en onder de grond te duiken.
Wat een variatie in het weer de afgelopen week. Van volop winter (wij hadden nog lang sneeuw) en vorst tot een riante 15 graden en zon en zingende vogels. Nog een motregen dag tussendoor, en vanmiddag na een grijze ochtend een heerlijk zonnige middag met een een uurtje in de tuin. 12 graden werd het. Morgen weer veel nattigheid voorspeld.
17 feb tuin GL19 feb Paterswolde meer oostkant19 feb P’woldse meer noordoost20 feb vijver GU21 feb tuin GL21 feb Meerweg22 feb dak van Forum – Groningen23 feb afgeknipte graspollen tuin
Dinsdag ochtend kwam ik de lokale ekoplaza binnen en werd vrolijk van de mooi opgestapelde groenten. Bijna kocht ik een rettich (linksboven), alleen maar omdat ie er zo mooi bij lag. Daar heb ik geen recept voor. Dus toch terug naar links onder, de venkels. Daar maakten we een heerlijke risotto van.
Vorig weekend lag er even ijs op de grotere plas bij ons standaard ommetje langs de Moarweg. Dan komen de wintergasten, in dit geval de smienten in de vaart langs het wandelpad zitten. Onmiskenbaar is hun fluitgeluid . Van verre te horen. Maar deze keer hoorden we echt een ander geluid. Leek uit het riet te komen achter deze smienten. We bleven een tijdje kijken, en ineens zagen we een onbekende vogel. Slank. lange oranje snavel. Vrijwel uitbeeld, lopend tussen het riet. Beetje grijs van onder. Wit kontje. En een opvallend roep. Het blijkt de alarmroep te zijn van de waterral! Die hadden we nog nooit gezien of bewust gehoord. Op de onderste twee foto’s zie je vlak langs de rietrand de waterval langslopen. Meestal zoeken waterrallen lopend een goed heenkomen als ze opgeschrikt zijn. Andere vogels vliegen er vaak vandoor.
De aanvankelijk toegezegde zon hebben we vandaag niet gezien, temperaturen bleven vrijwel de hele dag onder nul en er was behoorlijk veel mist. Dat weerhield ons niet van een flinke wandeling ruim rond het Paterswolde meer. Met dubbele laag kleren, muts en handschoenen op pad.
Langs het water van het Paterswolde Meer gaf het compleet ontbreken van contrast tussen water van het meer en de lucht er boven een surrealistisch en prachtig beeld.
Weer een voorbeeld van ‘de naam is zoals het er uit ziet’. De gele trilzwam. Deze kwamen we tegen op een wandeling in een oud stukje beukenbos, het Wesselinks bos, horende bij het vroegere landgoed Noordwijk in Paterswolde (er staat nu een appartementencomplex met die naam). Altijd leuk zo’n schimmel, om ook even aan te raken: om vast te stellen of ie trilt. Ja, dus.
Zeldzaam is deze trilzwam bepaald niet, komt over de hele wereld voor. Op afgevallen takken van bomen. De kleur maakt de schimmel opvallend. En ook het verschil in droge omstandigheden (hard en klein) en natte omstandigheden, zacht en geleiachtig. Een beetje als het judasoor.
Deze toverhazelaar heet hamamelis x intermedia ‘Jelena’. In 1937 gekweekt in Arboretum Kalmthout in Vlaanderen, en genoemd naar Jelena de Belder. Jaren terug heb ik een exemplaar van deze kleine boom / grote struik in de voortuin geplant. Dat is niet goed afgelopen voor onze Jelena. Ze stond eerst in een soort kuil, kletsnat in de winter, en na twee -drie jaar vielen de bladeren al af voordat ze mooie herfstkleuren hadden. In een poging haar te redden, zette ik haar op ‘een heuveltje’. Mocht niet meer baten. Of omdat ze al aangetast was (bij afknippen takken zag ik dat er bruine vlekken in het hout zaten), of omdat ik het in de winter deed, toen de struik werkelijk in een plas water stond. Later las ik op internet: De toverhazelaar geeft de voorkeur aan vochtige, maar geen natte, en goed doorlatende grond. Als de grond regelmatig te nat is, raakt vooral jonge aanplant gemakkelijk besmet met wortelrot (fytoftora). Dit betekent vaak het einde van de struiken.
Deze fraaie exemplaren fotografeerde ik van de week bij het lokale tuincentrum.
Helleborus foetidus of stinkend nieskruid is een plant die je nu kunt zien bloeien. Van soms december tot aan maart april bloeit de groenblijvende plant met groengele bloemen, soms met een roodachtige rand. Met diep ingesneden donkergroene, soms bijna paarsachtige, bladeren is het een echte winterbloeier. Centimeter of 40-50 hoog. Op een plek waar het nieskruid het naar de zin heeft kan de plant zich uitzaaien. In het vroege seizoen een welkome bloem voor (wilde) bijen.
Alle delen van de plant zijn licht giftig, het kneuzen van het blad schijnt te stinken, vandaar het eerste deel van de naam. En waarom dan nieskruid? De gedroogde wortels werden tot poeder vermalen en zorgen bij opsnuiven ervan dat er flink geniesd moest worden. Vroeger werd niespoeder veel toegepast bij verkoudheid, als symptoombestrijding, het niesen kan een opgelucht gevoel geven. (En soms werd gedacht dat door het niesen boze geesten werden uitgedreven). De oude Grieken gebruikten het wortelpoeder bij krankzinnigheid en epilepsie. Ook werd het toegepast als braakmiddel, bij verstopping en tegen hartritmestoringen. Het gif werd vroeger als wormmiddel gebruikt voor vee.
De plant is zeldzaam als wilde plant in Nederland, en is recent ingeburgerd in Zuid Limburg en de duinen bij Cadzand en Bergen. Oorspronkelijk komt de plant uit Zuidwest-Europa en Noordwest-Afrika. Is nu in veel tuinen aangeplant.
Helleborus in ‘de Arie’.
De onderste foto is van een exemplaar dat groeide in de tuin van mijn ouders in Bunnik. Foto uit 2017. Een ooit meegenomen stekje heeft het destijds niet gehaald hier bij ons in de tuin. De bovenste twee foto’s zijn genomen in de tuinen bij het kantoor van Groninger Landschap, hier in Haren. Vast onderdeel van een van onze ommetjes. En als je er veel wilt zien: op de rotstuin in Hortus Haren groeien ze bij bosjes.