Winters

Wat een mooi plaatje, eerder deze week. Vrijdagochtend werden we in deze kerstkaart wakker. De sneeuw was vers, en daarmee niet glad. Knoerpend onder onze schoenen. Prachtig zonnig. Windstil. Aan de sneeuw op een kant van de stammen van de bomen goed te zien dat het de nacht ervoor westenwind was.

Groen in de koele kas

De folie-kas in Hortus Haren in niet verwarmd. Als de zon schijnt dan is het er snel warmer dan in de omgeving, in ieder geval droger. Van de week ging ik daar even schuilen, toen er een buitje kwam, geen zon, rond het vriespunt. De temperatuur was nauwelijks hoger in de kas. Ik had verwacht dat de meeste planten, op zijn minst bovengronds, zouden zijn afgestorven. Dat was wel zo voor de canna’s en de reuzendahlia’s. Toch viel me op dat het vooral nog erg groen was. De boomvarens hadden ter bescherming een prop fleece in hun kroon, maar leken nog helemaal geen last van vorst te hebben gehad. Alle bladeren waren nog groen.

Boomsilhouet

Nu er geen blad aan de bomen zit is de boomvorm, de stand van de takken, de kruin goed te zien. Zeker als de boom een beetje vrijstaat zodat je mooi het silhouet tegen de hemel ziet afsteken. Helemaal mooi als het helemaal helder is, egaal blauw. Of juist tegen zonsondergang of net na zonsopkomst, voor de kleur. De eerste foto is de wilg bij ons in de achtertuin, speelomgeving van Erik en Erika, de spechten, spreeuwen, allerlei klein gevogeltje , …. De andere drie maaktje ik gister tijdens een namiddag wandelingetje.

Voor de mensen die in haren wonen, of het dorp kennen: herken je waar de laatste foto is gemaakt?

Wimpermos en herbarium

Eerste deel van het zondagochtendprogramma Vroege Vogels op de radio luister ik altijd vanuit bed. Dat betekent dat ik ook soms een stukje mis, toch weer even weggedommeld op de rustgevende klassieke muziek tussen de items. Vanmorgen twee stukjes die ik erg leuk vond: een item over het oranje wimpermos en een andere over het herbarium frisicum.

Oranje Wimpermos

De naam alleen al was genoeg om mijn oren te spitsen: oranje wimpermos. Het blijkt een zeer zeldzaam korstmos te zijn dat al heel lang uitgestorven werd geacht te zijn in Nederland. Maar vanaf 2020 is het inmiddels op een paar plekken aangetroffen. Het Vroege Vogels item ging over een van deze 6 plekken, aan de hand van een interview met korstmossen-kenner Harold Timans. Leuke van radio is dat je je aan de hand van de omschrijvingen allerlei voorstellingen kunt maken van zo’n mosje. Het oranje wimpermos houdt van warmte, plek in de zon (op hout), én het houdt van stikstof. Dit mosje is ontdekt in een vrij nieuw ontwikkeld natuurgebied op het uiteinde van de leuning van een bruggetje. Waarom op het uiteinde? Omdat daar vaker even een vogel komt zitten, en door vogelpoep ter plekke wordt het stikstof niveau wat hoger.

De soort heet in het Engels Golden Eye, met een paar fraaie foto’s hier.

Warm en stikstof. Dat betekent dat de komende jaren best een uitbreiding van het gebied van oranje wimpermos kan optreden. Beginnend in de kustgebieden, waar het meestal net wat warmer is. Aan de kaart kun je zien dat het meer naar het oosten van NL nog wel even kan duren.

Herbarium Frisicum

Het andere item ging over het Herbarium Frisicum in Wolvega. Een collectie van herbaria, in Friesland. Karst Meijer werd geinterviewd en vertelde geanimeerd en met veel leuke woordspelingen over het nut van gedroogde planten, en het belang om deze te bewaren voor de toekomst. Luister vooral de podcast vand e Vroege vogels aflevering nog eens na. Dan hoor je wat de grootste vijand van een herbarium is, waarom de diepvries zo belangrijk is, en dat het onderbrengen van een een of meerdere herbaria die je geerfd hebt heel nuttig is. Daarbij geldt wel: mooi is niet per se nuttig. Volgens Karst: “Kijk, soms krijg je mooi boek, met fraaie planten , de soortnaam erbij, én de datum van vinden. Want als de vindplaats er niet bij staat …. tja, dan heb je er eigenlijk niets aan. Niets voor onderzoek, of vergelijking wat vroeger ergens groeide en nu wellicht niet meer.”

Ommetje

Tuin in winterrust, tijd voor winterwandelingetje. Met de afgelopen week een fietspad dat samengevloeid is met de naastliggende sloot; een zeer fotogenieke kat die maar lastig op de foto te krijgen was: steeds maar kopjes gevend en rond mijn benen kronkelend. Dan maar tussen de benen door! En handschoen nummer 28. Gedurende de wintertijd maken we er een sport van het aantal ‘wees-handschoenen’ te tellen die we onderweg in dorp (of naar het werk) tegen komen. Sokken, mutsen, en sjaals tellen niet.

Midwinter paddenstoelen

Warm en vochtig genoeg voor paddenstoelen. Ook op 30 december nog, toen we een wandeling bij landgoed Vosbergen maakten. Tegen de zijkant van een boomstomp zagen we een aantal witte eieren, en ook twee vruchtlichamen. Van de grote stinkzwam. Toch heeft de stinkzwam er nu niet zoveel aan. De truck van stinkzwammen is dat ze stinken, naar rottend fruit, of rottend vlees en daarmee vliegen trekken. Die denken dat er aas ligt, beginnen -in dit geval van de slijmerige groene laag- te eten en vliegen naar de volgende. En passant sporen van de stinkzwam verspreidend. Maar nu … 30 december: geen vlieg te zien.

Als je een beetje wilt griezelen bij bewegende beelden: bijgaande link naar youtube filmpje geeft time lapse opnamen van allerlei stinkzwammen. In een paar uur komt het hele vruchtlichaam omhoog uit een ei, en als je dat versneld tot een paar seconden… weird!

En dan in de achtertuin.

Uit een ooghoek zag ik onder de beukenhaag iets bruins liggen. Het leek een kletsnat stuk karton, dat ergens vandaan gewaaid was en onder de heg was blijven steken. Toch even kijken: er bleken drie grote paddenstoelen te staan, met mooie plaatjes van onder. Een ervan had zo’n grote hoed dat die onder zijn eigen gewicht plat op de grond was gaan liggen. Of er was een kat of andere beest over heen gelopen.

Het is de nevelzwam. Niet giftig, en volgens sommigen eetbaar. Anderen geven aan dat je er klachten van kunt krijgen. Toch maar niet eten. Voelde overigens erg stevig, en ziet er ook een beetje uit als oesterzwammen. Tenminste in de iets latere fase, als de randen van de paddenstoel iets opkrullen.

Marijke van Ninabel

Afgelopen week weer een interessante IVN lezing in Groningen. Deze keer door Marijke Akerboom, van kwekerij Ninabel: over insecten en biodiversiteit. Jaren geleden schreef ik al eens een blogje over haar kwekerij. Deze keer sprak ze vooral over insecten. In soorten en maten. Geboeid luisterden we naar alle feiten en weetjes, die Marijke enthousiast en met humor vertelde. Tegen 10 uur ’s avonds (start was half 8), toch maar gestopt….

Wat is het nut van insecten?

  • voedselbron (gegeten worden)
  • verdelger (eten van andere insecten)
  • rommelopruimers (eten van plantaardig/organisch materiaal)
  • bestuivers

Zorg: in laatste 30 jaar ongeveer 70-75% van de biomassa aan insecten verdwenen. Zo zijn er bijvoorbeeld bijna geen loopkevers meer te vinden op veel plaatsen. Deze verpozen overdag liefst wat hoger in een houtwal, en komen dan ’s nachts naar beneden om te fourageren. Steeds minder houtwal= steeds minder loopkever. Tegenwoordig zie je dat langs akkerranden nu soms een ‘keverbank’ wordt aangelegd.


Weetjes (voor ik ’t vergeetjes)

  • insecten ruiken en voelen met hun pootjes
  • een wilde bij (individu) leeft ongeveer 6 weken
  • 2/3 van de wilde bijen soorten nestelen ondergronds
  • er zijn 70 soorten zandbijen, veel daarvan leven van stuifmeel/nectar van de wilg
  • nectar vooe eigen energie van de bij, stuifmeel voor de larven
  • ongeveer 360 soorten wilde bijen in NL , waarvan helft op rode lijst
  • 750 soorten kevers in NL, veel op dood hout. geen concurrenten, allemaal anders gespecialiseerd
  • mannetjes wilde bijen luieren grootste deel van de tijd, in de schemering kun je mannetjes vn de klokjesbij in campanula’s zien slapen
  • het mannetje van de grote wolbij is de enige die een actieve rol heeft naast de initiële paring van met een koningin: hij patrouilleert heel driftig rond een bosje bloeiende betonie waar een aantal werksters nectar en stuifmeel verzamelen. De enige bij die dit gedrag vertoont
  • vroeger 19 hommelsoorten in NL, nu nog 7 die je regelmatig ziet
  • de tuinbladsnijder, een behangersbij, kan in ongeveer 10 sec. een rondje uit een blad snijden; vaak rozen
  • pimpelmees vangt voor 1 nestseizoen 10.000 rupsen
  • zwaluwen vangen in een seizoen een miljoen vliegen en muggen
  • stadsreus (grote zweefvlieg) leeft in oud hoornaarnest, en ruimt daar het oude spul van voorgaande jaar op
  • leemwandje (foto 2 en 3): lemige grond, met veel zand in kistje; in de zon ophangen en op een luwe plek, onder afdakje. ; evt gaatjes boren, indien wat vocht, dan doen bijen dat zelf
  • een stukje in de zon, 30 cm diep zand (ophoogzand/ vulzand/ fijnste zand)
  • naast metselbijen zijn er ook metselwespjes. Wespen zijn vleeseters, dus de metselwesplarfjes krijgen levend (maar verlamd) voedsel in hun kamertjes: bv jonge spinnetjes.
  • graafwespen vangen meestal volwassen insecten als voer voor hun larven onder de grond
  • als je brandnetels in de tuin hebt al waardplant voor de rupsen van vlinders… zet ze in de zon, en zorg voor een groot stuk: volgens Marijke 10 m2 voor 1 ‘nestje’ atalanta rupsen…

TIP: stad Groningen heel actief met vergroeningstrajecten in wijken. Subsidiemogelijkheden.

TIP: zorg voor veel verschillende biotoopjes in je tuin: hoog, laag, zon, schaduw, dood hout, altijd iets bloeiend. Sleutelwoord: gefaseerd en variatie

TIP: een goed bijenhotel is uit hard hout, gaatjes minstens 15 cm diep, en helemaal met gladde randen. Gaatjes 2-8 (max. 10 ) mm. Veel goedkope bijenhotels, zelfs de hotels van natuurmonumenten, zijn niet goed: te korte stokjes, te grote gaten, niet dicht van achter…

De rode regenworm

Kun je daar een hele lezing mee vullen, een verhaal over regenwormen?

Makkelijk!
Afgelopen week luisterde ik met bijna vijftig andere geïnteresseerden geboeid naar een verhaal over rode regenwormen georganiseerd door IVN Groningen/Haren. Onderzoeker Jeroen Onrust van de Rijksuniversiteit Groningen vertelde zijn persoonlijke ervaringen en onderzoek met regenwormen. Al vanaf zijn afstudeeronderzoek is hij er mee bezig: voor hem geen onderzoek aan de Grutto, onze nationale vogel. Daar wordt al genoeg rond onderzocht. Maar onderzoek naar regenwormen. Zou het zo kunnen zijn dat afname van weidevogels aan afname van wormen ligt? Ook het promotieonderzoek van Jeroen ging over regenwormen, en na zijn promotie onderzoekt hij gewoon door.

Jeroen bracht zijn enthousiasme duidelijk over op zijn publiek. Hieronder een een paar mooie plaatjes uit zijn presentatie. Na dit verhaal zal menigeen de drang hebben om een keer ’s avonds, als het een graad of 10 is, met een zaklantaren naar de wormen in eigen grasveld te gaan kijken. Wormen fourageren ’s nachts. In 2022 organiseerde Jeroen zelfs een ‘nationale wormentelling’. Als je die -net als ik- gemist hebt, de zoekkaart kun je nog downloaden.

Wormenweetjes

Er zijn twee hoofdgroepen: de rode regenwormen, de pendelaars en strooisel wormen, die organisch materiaal eten en verticaal in de grond beweegt of juist door horizontaal door de strooisellaag, en de grijze regenwormen (die komen vrijwel nooit bovengronds, ‘eten’ grond waar ze deels verteerde organische stoffen uithalen en poepen dat weer uit (wormenhoopjes). Zij bewegen horizontaal onder de grond, wat dieper.

  • In Nederland 25 soorten regenwormen
  • Nederland is delta, veel grasland
  • Grootste regenwormendichtheid van Europa
  • De grijze regenworm kan deels regenereren (niet staartje vormen); de rode niet: doorgehakt is jammer maar helaas.
  • Regenwormen kunnen tot 15 jaar oud worden, en blijven doorgroeien, dus langer = ouder.
  • In bemest boerenland zijn veel wormen, maar vooral grijze, en vooral kleintjes (dus geen oudere wormen)
  • Juist de rode wormen zijn cruciaal voor de bodemkwaliteit
  • In natuurgebieden vaak minder wormen, mede door verzuring