Flaming Katy en Madagascar widow’s thrill zijn Engelse namen voor de Kalanchoë blossfeldiana Pacaya. De kalanchoë hoort tot de familie van de crassulaceae. Vetplanten met vlezige bladeren en stengels. Het is een grote familie waarvan de veelkleurige Kalanchoë blossfeldiana hybriden het bekends zijn. In knalrood of oranje (vandaar flaming Katy) of wat zachtere kleuren oranje of geel. Het zijn korte dag planten die in de winter bloeien in in grote aantallen;en bij de bloemenwinkels te koop zijn. Ze bloeien lang, een maand of 2. En alsof dat niet genoeg is… wordt het bloeiseizoen verlengd: vervroegd door ze eerder koud en donker te zetten. Of juist wat verlaat.
Op zoek naar de Mr. Blossfeld, waar de plant naar genoemd is, en die ze als eerste cultiveerde en verhandelde in 1927 kwam ik uit bij Karl Blossfeld, fotograaf. van planten.
Kalanchoe blossfeldiana zijn afkomstig uit Madagaskar. De soort is ontdekt in 1928 door Perrier de la Bâthie op de berg Tsaratanana op een hoogte van 2000–2200 m. Een paar later werd de plant opnieuw verzameld door Von Poelnitz (1934) in de buurt van Humbert bij de bronnen van de Sambirano Rivier. Van deze exemplaren zijn wereldwijd nakomelingen gekweekt. Hier een blog waar iemand een heleboel informatie over Von Poelnitz bij elkaar heeft gezocht, de man die de naam van Robert Blossfeld koppelde aan de Kalanchoë. Eigenlijk wil ik weten waarom … Over Blossfeld zelf niet veel gevonden, er is nog wel een boek van hem te koop. In een heruitgave. Soort standaardwerk.
Vele jaren geleden, toen de aarde werd gemaakt door God, was zij erg gul met de hoeveelheden kleur die zij uitdeelde aan de planten en dieren. Zo gul zelfs dat Sneeuw tegen de tijd dat ze had gehoord dat er kleur werd uitgedeeld, en ze God vroeg om een beetje kleur, er geen kleur meer over was. Sneeuw was transparant. God was een beetje perplex door deze fout. ‘Geen zorgen’, zei ze tegen Sneeuw, ‘ik weet zeker dat sommige bloemen een beetje van hun kleur met jou zullen delen. Ik heb ze veel gegeven. Ga het gewoon vragen.’
Narcis
Dus ging Sneeuw op pad, op zoek naar bloemen en een beetje van hun kleur. Het duurde niet lang of ze kwam Narcis tegen, die er prachtig geel uitzag in de zon. ‘Hallo Narcis’, zei Sneeuw, ‘toen ik bij God langskwam, had ze geen kleur meer om uit te delen, en ik ben op zoek naar wat kleur. Zou je een beetje geel met me kunnen delen?’
Narcis zwaaide belangrijk met haar trompethoofd. ‘Nee nee nee! Ik ben bang dat dat onmogelijk is’, zei ze terwijl ze Sneeuw met een arrogante blik aankeek. ‘Ik heb het te druk met het opvangen van zonnestralen. Als ik iets van mijn kleur verlies, word ik misschien minder opgemerkt en krijg ik niet de warmte die ik nodig heb om te groeien. Ga ergens anders op zoek naar kleur.’
Boshyacinth
Sneeuw haalde haar natte schouders op en bleef kijken. Het duurde niet lang of ze zag Boshyacint, die er zo knap uitzag. ‘Hallo Boshyacint’, zei Sneeuw. ‘Zou je me een beetje van je kleur willen geven? God stelde voor dat ik een bloem om wat kleur vroeg.’
Boshyacinth keek geschokt bij de gedachte. ‘Oh nee, Sneeuw!’, riep ze uit. ‘Dat kan gewoon niet. Zie je, ik maak elk voorjaar een prachtig blauw tapijt in de bossen. Als je mijn blauwe tint zou aannemen, zou iedereen in de war raken omdat ze ons niet uit elkaar kunnen houden. Ga een andere bloem zoeken om je te helpen.’
Sneeuwklokje
De arme Sneeuw begon zich behoorlijk wanhopig te voelen. Elke bloem leek al zijn kleur nodig te hebben. Op dat moment hoorde ze een klein stemmetje. Het was het witte sneeuwklokje. ‘Heb ik gehoord dat je wat kleur nodig hebt, Sneeuw?’, vroeg Sneeuwklokje. ‘Je mag wat van mij hebben. Ik heb veel wit. Hier…’. Sneeuwklokje schraapte voorzichtig wat van het wit van haar binnenste bloemblaadjes, waardoor er wat van haar onderliggende groen zichtbaar werd. Ze gaf het wit aan Sneeuw, die onmiddellijk van kleur veranderde, van doorzichtig als water, naar wit.
Tot op de dag van vandaag kun je als je een sneeuwklokje goed bekijkt, de plekjes met groene strepen op vlekjes op de binnenste bloemblaadjes zien. Daar schraapte ze haar witte kleur af om aan Sneeuw te geven. Als je sneeuw in een laag op de grond ziet, ziet het er erg wit uit. Maar als je een klein beetje sneeuw tegen het licht houdt, zie je dat het transparant is. Er was maar een klein beetje wit nodig om Sneeuw zichtbaar te maken.
In ruil voor kleur deed Sneeuw een speciale belofte aan Sneeuwklokje. ‘Omdat jij mij jouw kleur gaf, geef ik jou de vrijheid om elk jaar veilig door mijn deken van sneeuw heen te komen. Jij wordt de bloem die het einde van de winter symboliseert en aankondigt dat de lente eraan komt. Hierdoor zal je voor altijd speciaal zijn.’
Het tuintijdschrift Onze Eigen Tuin (OET) verschijnt 4 maal per jaar. Elk kwartaal een nieuw nummer met steeds een thema. Het winter nummer van 2022 heeft als thema ‘Geheim’. Geheim schrift, familiegeheimen, geheime tuin. Heb je wel een gehoord van het Voynich manuscript? Het ziet er uit als een oud wetenschappelijk document over planten. Maar is geschreven in een onbeschrijfelijke taal. En als je goed naar de plaatjes kijkt zijn het geen bestaande planten, maar een soort fantasieplanten. Het ‘geheimschrift’ is na 5 eeuwen nog steeds niet ontcijferd.
Een leuk artikel is van Wim Meulenkamp die schrijft over in de vergetelheid geraakte tuinen. Hoe hij tijdens zijn studie met een medestudent zo’n vergeten tuin in Engeland in kaart bracht. En ook dat het jammer is als de tuin herontdekt wordt door het publiek en helemaal opgeknapt wordt. “Want tot die tijd was die tuin van jou, en van jou alleen”.
Daar moest ik aan denken toen we bij een van onze ommetjes een voor ons onbekend stukje verwilderde tuin in de buurt ontdekten. Met een bloemenschat: een prachtig plekje met cyclaampjes. Ik ga niet vertellen waar dit is. Laat het een geheim stukje blijven, voor een paar mensen die het toevallig ontdekken.
Tip uit het boek Wilde Planten in eigen tuin . Zaai je zaadjes in zuiver (grof) zand. De kiemplantjes hebben in eerste instantie geen voedsel nodig (zelfs beter van niet): ze halen hun kracht uit het zaadje. Deel twee van de tip was: doe eerst een laag potgrond in de potjes of bakjes, dan 2 cm grof zand met de zaadjes. Als de zaailingen dan groter worden en hun wortels dieper de grond in sturen komen ze in aanraking met de potgrond waarin meestal wel wat voeding zit. Kunnen ze wat langer doorgroeien voor je ze verspeent.
Tip van Tineke: zaai niet te laat in het seizoen. Ik heb het pas in augustus gedaan, en dat is misschien te laat om stevige plantjes te krijgen voor najaar en winter invallen.
Afgelopen week zat er een pakketje in de brievenbus. Met daarin een hartstikke leuk boek. Ik kon me niet herinneren dat ik iets besteld had, dus was blij verrast. Vroeg aan Eddy of hij het besteld had. Nee, ook niet. Toen bedacht ik me dat ik de aankondiging van dit boek gelezen had in de nieuwsbrief van het stoepplantjes initiatief in Leiden. En in de laatste nieuwsbrief kom ik het boek weer tegen! Ahh, nu weet ik het weer, je kon je aanmelden als je interesse had in dit boek. Gewonnen!
Met veel plezier al door het boek gebladerd. Praktisch, prettig geschreven, mooie foto’s. En feest van herkenning, flink wat van de beschreven planten hebben we al in onze tuin (Dat heb je als je al lang lid bent van een wilde planten tuin kring, met twee x per jaar plantjes ruil). Ook nog wel een paar op mijn verlanglijst.
In een katern van de NRC uit oktober – die nog ‘op een stapeltje lag’- las ik in de rubriek ‘Parkzicht’ van Wim Pijbes een artikel over landgoed Pábema. Nooit van gehoord, terwijl het hier niet ver vandaan ligt, in Zuidhorn.
In de helemaal in oude staat herstelde boerderij is ook overnachtingsmogelijkheid. Ziet er wel mooi uit, maar het gekke is dat je bijna nooit ergens gaat overnachten als het dicht bij je eigen huis is. Denk je eens in. Op een zomeravond, met een glaasje wijn op het terras, uitkijkend over de oude boomgaard. Of beter nieuwe boomgaard vol met oude appel- en perenrassen. Wim en Annie-Evie, de huidige bewoners planten deze boomgaard aan met alleen historische rassen die beschreven zijn in het boekwerk Pomologia (1766) van Johann Hermann Knoop.
Opvallend is de in driehoeken gesnoeiede heg, waar er -volgens de website- nog maar 1 in de wereld bestaat. Er staat bij ‘naar historisch voorbeeld’, maar niet welk historisch voorbeeld dat dan is.
@ Allen: kerstvakantie tip: speuren in de tuinhistorie naar meer driehoekige heggen.
Het landgoed is onder andere bewoond geweest door Maria Louisa van Hessen-Kassel, weduwe van stadhouder Johan Willem Friso. In een periode van ongeveer 10 jaar vanaf 1721 kocht Maria Louise verschillende stukken land iets ten zuiden van Leeuwarden. Om eenheid te brengen in het tuinencomplex met diverse gebouwen huurde ze rond 1731 Johann Hermann Knoop in om als hovenier dienst te doen. Maria Louise – zelf afkomstig uit Kassel – kende Knoop al als de zoon van de tuinman van haar vader.
@ Jitske: Een mooie tuin tip voor zomer 2022!
Appels met peren vergelijken
De van oorsprong Duitse hovenier Johann Hermann Knoop (1700 (of 1706)-1769) deed als eerste systematisch onderzoek naar verschillende appel- en perenrassen en ook naar andere vrucht- en plantensoorten. Vanaf het midden van de 18de eeuw publiceerde hij daar allerlei wetenschappelijke boeken over. Die publicatiedrift was min of meer uit financiële nood geboren: volgens de overlevering werd Knoop namelijk rond 1749 vanwege drankmisbruik ontslagen als tuinman van het Friese landgoed Mariënburg …
Leni Duistermaat en Henk Boomker in boekhandel Boomker
Lezing Boomker
Afgelopen vrijdag avond ben ik naar een lezing geweest in onze boekhandel Boomker in Haren. Over de nieuwe uitgave van de Heukels Flora van Nederland met een voordracht van Leni Duistermaat: over de totstandkoming van de nieuwe -24ste- uitgave van de flora. Nieuw is in dit geval begin 2020; de lezing was in maart 2020 gepland, maar dat liep even anders door Corona…. Nu was Leni er wel (en de corona check app ook).
Leni Duistermaat
Leni Duistermaat is als taxonoom verbonden aan Naturalis in Leiden en studeerde ’tropical botany’ en als specialisatie onder andere ‘invasieve soorten’. Leni vertelt dat ze in 2006 -na 6 jaar haar droombaan als taxonoom in Singapore te hebben uitgevoerd- weer naar Nederland kwam. Kort na haar terugkomst sprak ze met Ruud van der Meijden, haar medepromotor, die aangaf dat hij na vier edities van de Heukels Flora te hebben verzorgd op zoek wilde naar een opvolger. Leni flapte eruit “Dat lijkt me wel wat“. Ruud viel bijna van zijn stoel van verbazing, vertelt Leni. En was tegelijk heel opgelucht. De verbazing was er omdat Ruud bij veel taxonomen had gezien dat ze na een periode in de tropen de liefde voor de eenvoudigere Nederlandse planten en flora hadden verloren. Nee dus. En de opluchting omdat Leni hem wellicht kon opvolgen. De eerste editie uit 1883 was on-geïllustreerd. Na Heukels zelf volgden Wachter, Oostrom en vd Meijden als samensteller. En nu als vijfde: Leni. Met hulp van vele anderen, vertelt ze, zoals Esmee Winkel, een geweldig botanisch tekenaar.
24ste druk
Na allerlei commissie en besluiten kon Leni aan de slag. Vaak zat er 5 tot 7 jaar tussen verschillende edities, nu bijna 15. De flora bevat een aantal nieuwe hoofdstukken en bij planten is nu ook benoemd of ze invasie zijn. Of giftig. Als het ging om (wijzigingen in) Nederlandse plantennamen dan moest dat altijd langs een speciale commissie. Het was keuzes maken, zegt Leni.
Als voorbeeld noemt ze de ganzenvoet. Zou ze alle geslachten (groepen die allemaal van elkaar te onderscheiden zijn) apart beschrijven? Of alleen de kale ganzenvoet of de klierganzenvoet of de nerfganzenvoet of de spiesganzenvoet. Leni koos er in dit geval voor alle geslachten te beschrijven. Maar bij wikke en lathyrus heeft ze dit weer niet gedaan omdat het onderzoek bij deze planten nog niet af was; daarvan zijn de de nieuwste inzichten nog niet verwerkt. Of: wat is een soort? Er zijn meer dan 20 definities of ‘concepten’ die beschrijven wat een soort is! Planten die met elkaar kunnen kruizen noemen we een soort. Maar wat als een plant niet kruist zoals de paardenbloem. Dat is een plant zonder vader: alleen vrouwelijke klonen. (wist ik niet!)
En nu is ie dus uit. De 24 ste editie. Een dikke pil. Beetje onhandig was dat er slechts 1 exemplaar van de nieuwe flora in de boekenwinkel was. Verschillende medewerkers dachten van elkaar dat de ander ze besteld had voor de avond van de lezing . Leni geeft aan dat ze ook de volgende uitgave weer wil begeleiden. Eens kijken hoe lang het duurt voordat die uitkomt.
Vlak voor de lezing over de nieuwste Heukels Flora , editie 24 liep ik nog even naar de kast met tuinboeken. Ik was er van overtuigd dat ik er een in de kast had staan, met een beetje vaalgroene rug. Ooit gekregen uit de voorraad tweede hands tuinboeken van Mieke Dekker, andere tuinliefhebber hier in het dorp. Maar nee, ik kon het boek niet vinden.
Vandaag ging ik, met goed daglicht, nog een keer in de boekenkast kijken. Voor een rijtje boeken stond een klein schilderrijtje in de kast. En ja hoor, daar stond ie natuurlijk achter. Het blijkt de zesde druk te zijn, uit 1915. Dus al ruim 100 jaar oud. De eerste 10 edities zijn door Heukels zelf samengesteld.
Voordat Wolters en Noordhoff in 1968 (Mammoetwet) samen gingen waren ze bijna 100 jaar altijd ruziënde concurrenten, beiden in Groningen. De parel in de Wolters-tak was de Bosatlas, de oudste serie die tot op de dag van vandaag wordt uitgegeven. De Wolters uitgeverij baalde ervan dat het nooit gelukt was een goede flora uit te geven, maar dat kwam na de fusie met Noordhoff in 1968 binnen bereik: Noordhoff bracht de Heukels Flora mee binnen de fusie en dit is nu de op-een-na-oudste serie van de combinatie uitgeverij. Na een paar naamsveranderingen (eerst ook met Kluwer) en andere eigenaren heet de uitgeverij weer Noordhoff.
Hoe kán dat: dagpauwogen in de hof van Breekelenkamp naast ons? – Niet te geloven. Hun wiekenpracht gaat het verstand te boven: vier zonnen op een veld van sterrestof.
Hij had dit jaar brandnetels in het gras, de oude boer, wat achterop met werk, daar er een erfenis met ruzie was: pauwogen fladderen van perk tot perk.
Hij cijfert achter de gordijnen uren terwijl ze nectar uit zijn tuintje puren. Zondags zit hij – zijn zaak is vóór geweest –
stil op de bank voor huis, verkalkt en blauw; dan zitten er pauwogen op zijn mouw, wier tekenen hij bevreemd en bevend leest.
Ida Gerhardt, uit de bundel De zomen van het licht (1983)
Stipa Tenuissima en rudbeckia hirta ‘cappucino’. Deze combinatie kwam ik tegen in een oud tijdschrift Home en Garden dat ik van de week meenam uit de minibief verderop bij ons in de straat. Een artikel met een aantal voorbeelden van mooie combi’s.
De foto hierboven met het rijtje stipa’s in onze voortuin. De foto hieronder met het plaatje uit het tijdschrift.
Leuk hoor, om volgend jaar te proberen. De rudbeckia is een 1 jarige (meestal, kan als tweejarige worden gebruikt als je de planten ’s winters beschermt). Vraag me wel af hoe goed het gaat. Beiden planten houden weliswaar van een zonnige standplaats, maar…. Het grasje doet het erg goed in de kurkdroge plantenbak. Terwijl de rudbeckia mag juist absoluut niet uitdrogen… Toch proberen: zakje zaad op mijn verlanglijstje zetten.
Zaaien Februari – maart in potten in kamerkasje, maart – april in zaaibakje of potten onder glas. Kiemtijd 7-14 dagen. Na ontkiemen koeler zetten. Vroege zaaisels bloeien in juli. Ter plekke zaaien vanaf april. Uitdunnen op 30 cm. Bloei in augustus -september. Voor tweejarige teelt zaaien in juni de opgekweekte planten met enige bescherming de winter doorloodsen.
Hoogte even afwachten: op de ene site staat 40 cm, op een andere 80 cm.