Eerder las ik het boek Vogelhuis van Eva Meijer, over Len Howard een Britse naturalist en musicus. Ze gaf muzieklessen en speelde alt-viool in het London Symphonic Orchestra. In 1938 kocht ze een stuk grond buiten het dorp Ditchling en nam intrek in het huisje dat ze ‘Bird Cottage’ noemde. In 1949 zegde ze de muziek vaarwel en richtte zich volledig op haar grootste passie: het onderzoeken en waarnemen van de vogels in haar tuin. Ze zette de ramen van haar huis open en veel van de vogels kwamen binnen: op bezoek, om te schuilen en natuurlijk om lekkere hapjes te halen. Het boek van Eva Meijer ging over Len Howard (roman), met een paar stukjes uit eigen boeken van Len Howard.
Dit boek dat ik nu lees ‘Vogels als Huisgenoten’ is van Len Howard zelf. Erg leuk om de korte verhaaltjes te lezen. Over de individuele karakters die Len beschrijft, de namen van de vogeitjes, en de lange relatie die er soms bestond. In deze tijd van het jaar zijn ook de mezen in onze tuinen superactief. Leuk om iets dat je net gelezen hebt, dan min of meer live in eigen tuin mee te maken.
Een goudgele krokus met roodbruine strepen aan de buitenkant, in een gevlamd patroon. In het Engels Gold of Cloth, in het Nederlands de goudlakense krokus. Dat in de crocus angustifolius, letterlijk vertaald smalbladige krokus. Goudlaken is een met gouddraad en zijde doorweven stof, die al in de Middeleeuwen gebruikt werd voor bijzondere gewaden. Deze krokus komt van oorsprong voor in berggebieden in de Krim, en groeit daar in lichte bossen en bergweiden boven 1500 meter. Sinds het einde van de 16e eeuw komt de krokus voor in Nederlandse tuinen. De eerste krokussen bolletjes zijn rond 1560 uit Constantinopel (nu Istanboel) mee naar Europa gebracht en een paar zijn toen bij Clusius, van de botanische tuinen in Leiden terechtgekomen. Clusius gaf ze in 1601 de naam crocus vernus latifolius flavo-vario flore, letterlijk vertaald wordt dat dan de breedbladige lentekrokus met bloemen in geelvariatie. Opvallend dat Clusius de term latifolius gebruikte (breedbladig), terwijl de blaadjes juist heel smal zijn.
De tekening dateert van ongeveer 1920 en is van Ambrosius Bosschaert, de eerste in een familie van bloemenschilders. Voor een schilderij van een grote vaas met bloemen schijnt hij destijds 1000 gulden gevraagd te hebben (en gekregen), terwijl een flink kunstwerk van Rembrandt destijds 500 gulden deed. Goede business dus.
De krokus bloeit nog niet in onze tuin, zal ergens eind februari/begin maart zijn. Dit blogje is geïnspireerd op een column in tijdschrift Onze Eigen Tuin – Lente 2020. Ik ben achterstallige tijdschriften uit de krantenbak aan het bijlezen…
In de column lees ik dat de krokus zich makkelijk vermeerdert en op een zonnige plaats moet staan. Mmm, bij ons staat ie achter een schapenhek, onder de pergola. Daar komt nooit direct zonlicht. Zou dat de reden zijn dat het nog steeds zo’n klein polletje is?
Eddy dacht dat ik het letterlijk meende, de titel van dit blogje. Ja logisch geen natte voeten in de winter, dat wil niemand. Ik las een stukje voor uit het oktobernummer van het tuintijdschrift Groei&Bloei. Daarin staat onder andere een artikel over salvia’s in de tuin van Wim Swinkels uit Helmond. Wim heeft zijn tuin vol staan met salvia’s: 10 tallen soorten, in allerlei kleuren. Volgens Wim zijn het makkelijke planten, die het in het (nieuwe) Nederlandse klimaat met droogte periode’s goed doet.
Voor de zekerheid dekt Wim de Salvia’s wel af in de winter met een mulchlaag. En hij had nog een leuke tip om natte voeten -voor de salvia’s – in de winter te voorkomen. Van de buurman krijgt hij elk najaar de uitgebloeide pluimhortensiabloemen, die hij dan rondom de salvia’s in de grond steekt. De salvia’s zijn dan beschermd tegen de ergste kou en het grondvocht kan goed verdampen. Leuke tip.
Ik heb geen salvia’s, af en toe eens geprobeerd, maar inderdaad meestal in de winter overleden. Last van natte voeten. Als ik nu eens in de voortuin – die op het op het zuiden ligt en van de zomer errug droog was – een of meer salvia’s zet, die ik dan omring met de bloemhoofden van de schapekophortensia’s…. Die heb ik al wel in de tuin. Kleurige bloei van begin juni tot diep in de herfst, belooft Wim.
In hetzelfde nummer staat een artikel van Modeste Herwig, over de bossalie, salvia nemerosa in verschillende varianten. bv salvia nemerosa ‘blauhugel’ (40-50 cm), samen met de hogere, ijlere donkerblauwe salvia nemerosa ‘caradona’ (60-80 cm). En als ik ze in het zonnige zuiden van de voortuin zet, overleven ze wellicht de slakken die eerdere salviapogingen in onze weelderige volle (slakvriendelijke) tuin weinig succesvol maakten. Zie bv. het stukje uit maart 2019. Drie salvia caradona aangeschaft. Ze waren weliswaar een beetje verfrummeld toen ik ze kreeg, maar zou moeten kunnen. Ik zette ze in de border vlak bij de vijver, in maart na de voorjaarsschoonmaak heel laag en open. Maar toen de vaste planten die daar al stonden begonnen uit te lopen, was het gedaan met de caradoa,s. Niet eens tot bloei gekomen, geheel opgeknaagd.
Deze foto stond dit weekend in allerlei kranten en op sociale media. Ik las het verhaal in NRC ((zaterdag = papieren krant-dag). Toen ik een digitale versie van de foto zocht (kamerplant puccini) kwam ik de foto overal tegen. Amusant om te lezen wat de verschillende kranten schrijven. Over dit concert voor kamerplanten in het operagebouw van Barcelona. Die na het concert werden uitgedeeld aan verplegend personeel.
Ik werd geraakt door de foto en door de tekst in de volkskrant. Na een korte inleiding stond er: “Even wachten tot de gniffelpauze voorbij is.” En vervolgens vooral opriep om open en met verbeeldingskracht naar de foto te kijken. En naar het verhaal dat je daar zelf in ziet. Zoals de ‘smilies’ van lampjes. Die waren we eerst nog niet opgevallen.
Dit is wat het kijken naar de foto bij mij opriep.
We zijn allemaal groen We zijn allemaal kamerplanten Ook al heb ik brede bladeren, en jij smalle. Groei ik in de breedte en jij in de hoogte. We zijn allemaal kamerplanten. We zijn allemaal groen
We zijn allemaal mensen. Ook al heb ik een andere kleur dan jij. Woon ik in Nederland en jij ergens anders. We zijn allemaal mensen
Vorige week , toen Jitske even langs kwam, bracht ze een boek mee. Het Vogelhuis van Eva Meijer. Een mengsel van feiten en fictie. Over het leven van Len Howard, een Britse violiste, die de tweede helft van haar leven de drukte van het leven van een musicus in een orkest in Londen achter zich liet, en op het platteland ging wonen. Een klein huisje dat ze deelde met de vogels. Vooral koolmezen. Die bestudeerde ze nauwgezet en schreef er verschillende artikelen over en twee boeken. Over de levensverhalen van verschillende koolmezen, waar ze echt een band mee opbouwde. Eva Meier gebruikte delen van de vogelverhalen van Len Howard voor het boek, en schreef er zelf een losjes op het leven van Gwendolen (Len) verhaal bij.
Heerlijk boek om nu in de tuin te lezen. Met alle af en aan vliegende koolmezen. Toen ik het uit had probeerde ik de originele boeken (1952 en 1953) van Len te pakken te krijgen, maar ik was niet de enige. Voor bedragen van 120 euro kon het wel, maar dat vond ik te gek. Ook de Nederlandse vertaling was niet te krijgen. Het boek van Eva Mejier is al van 2016. Toen zag ik dat Cossee, de uitgever van Eva Meijer, een van de twee boeken van Len Howard opnieuw gaat uitgeven, komt in mei uit!
Dit vrolijke liedje zingen we op ons koor vaak als inzing liedje. We begonnen er mee midden in de winter, toen het nog grijs en donker was. Helaas kunnen we nu even niet samen zingen, laatste keer was 10 maart. De oefenruimte is gesloten, afstand houden. Wie weet weer in juni. Dan is het volop zomer. Voor nu: met het mooie lenteweer van dit weekend en volgende week, zoemt het liedje lekker rond in mijn hoofd. Bijpassend plaatje: de primula’s aan de rand van de vijver, en op de achtergrond de enorme massa kikkerdril met bruine kikker.
Schoenlappersplanten zijn vroege bloeiers. Uit de bijna zwarte stronken in het hart van de plant ontstaat een steeds grotere knoedel, die dan opeens openbarst in een kluitje roze bloemen. In de nog donkere -groen met bruine- tuin opeens een opvallende kleur.
De meest toegepaste soort in tuinen is de Bergenia cordifolia. Cordifolia betekent hartvormig blad. Je moet er wel een beetje fantasie voor hebben om hier een hartvorm in te zien.
De soort is genoemd naar Karl August von Bergen (1704-1759), een duitse botanist en anatomist. Hij schijnt ook in Leiden gestudeerd te hebben, bij Boerhave, maar bracht grootste deel van zijn werkzame leven door bij een universiteit Frankfurt. Ik kon geen afbeelding van Karl August zelf vinden, daarom een plaatje van een van zijn meer bijzondere werken, een essay over de neushoorn.
Title: Modern Nature Author: Derek Jarman First published: 1991
Dagboek 1989-1990 van Derek Jarman. Geboren 1941, overleden in 1994. Jarman was een schilder, filmmaker, activist, schrijver, dichter, regisseur, theater maker en … tuinier. In dit dagboek schrijft hij over zijn vrienden en verslechterende gezondheid. Jarman leidt aan aids, net als een groep van zijn vrienden. In de negentiger jaren van vorige eeuw was aids dodelijk, voordat allerlei cocktail medicatie behandelingen bekend waren. Hij schrijft dat hij, als het even anders gelopen was, tuinontwerper/ tuinman geworden was. Hij is wel zijn levenslange (meer dan ) hobby geweest.Poetisch en liefdevol schrijft hij over zijn belevenissen in zijn kiezeltuin bij Prospect Cottage, een huisje aan de Engelse zuid oostkust bij Dungeness, onder de rook van de kerncentrale.
De tuin is sinds zijn overlijden een soort bedevaartplaats voor allerlei mensen geweest. In 2018 is zijn partner overleden en op dit moment wordt met een crowdfunding actie geprobeerd de Cottage en de tuin op te kopen. Om te behouden voor publiek. Zie LINK. Nog 59 dagen de tijd een bijdrage te leveren. Je schijnt de tuin gewoon van de straat te kunnen bekijken.
Een mooi artikel van Olivia Laing, die ook het voorwoord van de 2018 uitgave schreef, in The Guardian vind je HIER.
Ik had nog een achterstandje met het lezen van Groei & Bloei nummers, en de kerstvakantie was daar een perfecte tijd voor. In de tuin niet veel te doen, er over lezen kan lekker binnen. In het november nummer veel over herfsttuinen. Helemaal betoverd werd ik door de tuin van Hannie van Hoeve, ontworpen door Harry Pierik. Een mooie reportage (BEELDHOUWEN met planten). NB. via de website van Groei&Bloei kun je nog oude nummers kopen, ook het nummer van november 2019 waar deze rapportage in staat.
Veel meer mooie plaatjes op de website van Harry Pierik zelf, met ook verschillende filmpjes. Hij schrijft ook mooi over zijn eigen verborgen stadstuin in Zwolle, af en toe opengesteld voor publiek. Ik heb weekend van 18/19 april alvast in mijn agenda gezet. Om zelf eens te gaan kijken.
Bij de thee vanmiddag haalde ik een tuinboek uit de kast naast me. “Gebruik de planten uit uw tuin”, van Ben Charles Harris. De bekende kruidenkenner, staat er op de binnenflap van het boek, maar ik had nog nooit van hem gehoord. Het blijkt een Amerikaan te zijn, uit new England, die vanaf ongeveer 1940 een radioprogramma over de toepassingen van kruiden had. Ook heeft ie later op lokale TV programma’s gehad. Als je op zijn naam googled kom je vooral de ongeveer 10 boeken tegen die hij heeft geschreven, waaronder bovengenoemde. Heb nog een tijd zitten zoeken of ik een foto van meneer Ben kon vinden, maar dat is niet gelukt.
Wel een link naar een interview met hem, van 23 november 1976. Amusant om naar te luisteren. De interviewer probeert Harris steeds uitspraken te ontlokken dat het gevaarlijk is om ‘in het wild’ kruiden te gaan plukken. Consequent veegt Harris die van tafel. Harris is dan (in 1976) al 37 jaar vegetarisch en fulmineert tegen de ‘american garbage’, fast food, dat ook dan al veel gegeten wordt. De hamburgers, hotdogs, slap wit brood, pickles, allemaal ‘poison’ volgens Ben Charles. En coca cola. Ook poison! De interviewer probeert nog een vraag tussen het betoog van Harris te krijgen. Wat te doen als ik hoofdpijn heb. Don’t eat! Lie down.
Uit het interview leer ik dat Harris van 1940- 1961 “curator of economic botany” was in het Worcester museum of science/natural history. En in zijn boek lees ik dat 1 van zijn zonen Irwin heet.
Dan over het boek Gebruik de planten uit uw tuin. Alfabetisch geordend, soms een halve bladzijde, soms een paar bladzijden per plant. De ene keer een wat feitelijke opsomming, de andere keer doorspekt met wat meer persoonlijke opmerkingen. Zoals bij de goudsbloem (calendula officinalis), helemaal lyrisch wordt Ben ervan.
O, goudsbloemen. Jullie nemen een voorname plaats in tussen alle tuinplanten. Jullie zijn het makkelijkst te kweken, vragen de minste aandacht jullie bloeien het langst tot de vorst invalt en jullie bieden een maximum aan nuttige toepassingen. Dat is nu wat ik beschouw als een goede, betrouwbare bewoner van een deel van mijn beperkte tuinruimte. Helaas, mijn arme veelgeplaagde vrouw “moet je die goudsbloemen nu werkelijk de hele herfst en winter op alle vensterbanken hebben staan? ” Wel, waarom zouden we ze niet het hele jaar door blijven kweken, de latijnse naam van de plant betekent tenslotte ‘kalender’.