Collega Floris fietste door de straat en wist ons huisnummer niet meer precies, maar hij kon ons huis toch vinden. Enige huis met een oprit waar geen auto op past.
Van straat richting tuinVan tuin richting straat
Ooit was onze oprit, van grind, breed genoeg om auto’s op te parkeren. Nu niet meer. De plantjes rukken van alle kanten op.
Broer en zus, of neef en nicht.
In ieder geval familie, deze twee filipendula’s.
Moerasspirea is de de witte, filipendula ulmaria, die is inheems in Europa, en in Nederland. De roze versie komt uit de Verenigde staten. Als ik zo naar het kleurtje kijk is het misschien de filipendula rubra ‘Venusta’, zacht roze. De rubra kan zich agressief uitbreiden met in het voorjaar lange ondergrondse wortels, die een meter verder op opeens weer boven komen.
LInke rubra, rechts voor ulmariaFilipendula rubraFilipendula ulmaria
Ondanks de sterke uitbreiding door de wortels, is de plant in zijn oorspronkelijke gebied bedreigd. Dat komt doordat de plant zichzelf niet kan bestuiven en dus geen zaad zet. Je kunt wel een grote groep hebben, maar als ze allemaal van dezelfde pol zijn, klonen van elkaar, dan worden de bloemen niet bevrucht.
Nou da’s anders bij onze witte moerasspirea, leuke gedraaide zaadbolletjes en op allerlei plekken zaailingen. Beide spirea’s willen graag een wat vochtige grond.
Een stukje tuin van vandaag. Tjonge wat is alles aan de groei. Met de ruime regen en temperaturen niet te heet en niet te koud, zijn veel planten dit jaar groter dan normaal.
Een stukje tuin half juliGele knoopjes van de grijze santolinaAllium ballenWitte wolk van persicaria en vlammend rood van crocosmia
Zomaar een paar foto’s van vandaag. Bloemen in potten. De rode gloriosa en de witte Abessijnse gladiolen (hemelse geur!) staan bij ons op het terras. De blauwe agapanthussen bij Willie en Gerard in de tuin.
Rood van de gloriosaWit van de Abessijnse gladioolBlauw van de agapanthus
Jaren geleden zijn alle dahlia-knollen die we van onze vroegere buurman Ome Job hadden geerfd jammerlijk bevroren in de schuur waar ze overwinterden. Scheelt een hoop werk: voor de vorst uit de grond halen, bewaren, weer oppotten of planten, zien hoe de slakken ze oppeuzelen…
Vorig jaar bij de plantenruil bij Willie toch in een vlaag van onoplettendheid een paar dahlia-knollen meegenomen. Opgepot, potten goed ingesmeerd met een laagje vaseline net onder de rand, gezorgd dat de planten nergens andere planten of een muur raken.. En Voila, joekels van rode bloemen en geen slakkenvraat te zien. Wel een paar gaatjes waar de eitjes van een passerende vlinder zich tot kleine groene rupsjes hadden gevormd. Die heb ik op een andere plant gezet. De beginnende kolonie luizen was minder gelukkig, die werden geplat.
Deze bijzondere bloem stond bij ons in de tuin. Twee blaadjes aan weerszijden van een hartje, dat zie je niet vaak. Als een propeller van een klein vliegtuigje. De plant staat nog in een potje en er staat een naamkaartje bij. Anemone rivularis, in het Nederlands Anemoon. Witte bloemen, met blauwe meeldraden. Het is een soort uit de Himalaya, winterhard tot ongeveer min 15; als het nog kouder is (afdekken met wat blad). Plant voor de lichte schaduw, humusrijke grond. Een plant voor aan de bosrand of licht bos. Schijnt te kunnen woekeren met worteluitlopers. Is dat erg? Nee volgens mij niet, fraaie bloemen in mei-juni. Ik ga hem in de volle grond zetten. En groeien maar, bloempje.
Dat het exemplaar op de foto maar twee bloemblaadjes heeft komt omdat de bloem bijna uitgebloeid is, de overige bloemblaadjes zijn al afgevallen.
In Gardener’s World van 17 juni gezien dat Monty Don nu, halverwege juni, de struisvarens verplant. Kan best, zegt ie, met flinke kluit, niet dieper zetten dan ze stonden, halfschaduw, niet te droog.
Naast deze struisvaren stonden er nog drie, in het kleine stukje border rechts ervanDe drie getransplanteerde struisvarens, alsof ze altijd al in dit bosstukje stonden…
Dat was ik ook van plan, en heb vandaag meteen de daad bij de gedachte gevoegd. Drie struisvarens die zich precies aan de rand van het pad hadden genesteld hebben nu een nieuw huis als onderbeplanting in de struikborder. In het vroege voorjaar staan hier bendes sneeuwklokjes en blauwe bosanemoon. Die zijn inmiddels vertrokken naar onder de grond (en een paar naar Belgie).
Zomaar twee foto’s. De eerste van onze achtertuin, zomaar een tussendoor foto in juni. De tweede van een landschapje, beetje mediterraan.
View from a terrace: achtertuinLandschap met grassen en varens
Oh nee, toch niet, het is onze voortuin. Links de uitgebloeide halmen van de bevertjes die in de bloembak tegen de gevel groeien en -als je het weet- dan zie je helemaal links bovenaan een verticaal stuk van ons donkerrode raamkozijn. Middenboven, net iets rechts van het midden, een stukje van het dak van de overburen. En het grindpaadje dat voor het huis langsloopt…. tja dat is ook als je het weet eigenlijk niet meer te zien op deze foto. Loopt van links voor verticaal naar boven en dan tussen de gele teunisbloem aan de rechterkant van paadje en de witte spoorbloem aan de linkerkant van het paadje, recht op de donkergroene taxus af (en met een bochtje naar links om de taxus heen).
Eremurus of Naald van Cleopatra heet deze plant. De knol is een heel raar spinachtig ding, met lange uitlopers. Mag absoluut niet uitdrogen, en is ook nog eens breekbaar. Natte voeten in de winter is uit den boze. Kortom: gedoe. Of niet?
Vorig jaar kreeg ik een knol van Jitske, die ik in een grote pot gezet heb. Twee groeipunten eraan. Eerst een heuveltje gemaakt van de potgrond. Daar de knol opgezet, met de ‘kroon’ boven op de heuvel, en de pot verder opgevuld met potgrond. Bovenop een laagje fijn (aquarium) grind gestrooid, om onze of buur-katten ervan te weerhouden deze schijnbaar lege pot als kattebak te gebruiken. De hele winter buiten gebleven, wel op het overdekte terras. De aarde werd dus niet (erg) nat.
Twee groeipunten in de eremurus knolSpinachtige knolIn pot op (overdekt) terras overwinterdRuim anderhalve meter hoogIn strijklicht ’s morgens vroegIn bloei
En dit voorjaar kwamen eerst twee blauwgroene knobbels te voorschijn, die zich inmiddels ontwikkeld hebben tot lange bloeiwijzen, de ene ongeveer 160 cm hoog, de andere 150 centimeter. Sinds een paar dagen zijn de individuele bloemetjes open, eerst de onderste, en de bloei verspreid zich langzaam naar boven. Net als bij vingerhoedskruid. De kleur is geeloranje, wonderschoon als het zonlicht er door heen schijnt.
Wel lastig om als geheel op de foto te krijgen. Eigenlijk moet je ze daarvoor op een plek zetten waar je een mooie effen achtergrond hebt.
Allium Christophii of sterrenlook. Hier zie je vier bloeiende exemplaren in een verhoogd bed, schuin oplopend naar een klein stapelmuurtje (afgedekt met de dakpannen die je rechts ziet). Bollen met een doorsnee van ongeveer 12 centimeter, helemaal opgebouwd uit kleine sterretjes van bloempjes. Mooie bloeiende bol, voor de late lente en vroege zomer, na de narcissen en later de tulpen. Houdt van volle zon, en niet te nat.
Paarse allium ballenVan dichtbij
Mooi in groepen tussen lage vaste planten. DE plant kan zichzelf uitzaaien, waarbij de zaailingen dan pas na 4-5 jaar bloeien. Heb ik bij ons nog niet gezien, maar zo lang staan ze er ook nog niet.