In het voorjaar is het bezig zijn in de tuin van het soort ‘grote halen, snel thuis’. Bij het opruimen van siergrassen en afgestorven vaste planten resten, zie je al na korte tijd resultaat. Heel bevredigend. Wat wel lastig is, met al die grassen…. waar laat je het spul?
De composthoop puilt uit.
Het spul ligt er voor even.
Voor nu uit de weg.
Maar er moet nog wel wat mee.
In deze vorm verteert het niet makkelijk, te droog. En er is altijd het risico in de ze tijd van het jaar dan een hommelkoningin of wespenmoer een nest besluit te maken in de enorme hoop.
Zaterdag al lekker een paar uur in de tuin bezig geweest, en zondag begon ook weer mooi. Wel nog fris. Ik had een plan, twee eigenlijk. Namelijk de budleija snoeien, hoewel Monty Don zei dat ie dat ook nog wel in april deed, en nog een keer blad uit de vijver halen. In de middag, als het wat warmer is, en zondag, omdat misschien volgende week de bruine kikkers er al weer in zitten.
Geen van beide gedaan. Maar wel een heleboel andere dingen.
Paar armen vol met omgevallen grasstengels verwijderd: de molinia staat aan het begin van de winter nog mooi overeind, maar zakt na een flinke sneeuwbui in als een plumpudding. Alle halmen liggen dan plat op de grond, een soort twee meter groot mikado spel.
Tijdelijk parkeerde ik de halmen op het tuinpad. Baassie kwam ze onderzoeken en even door elkaar gooien.
Toen hij uitgespeeld was, gingen de halmen richting composthoop.
Eerste dag dat ik een paar uur in de tuin bezig ben geweest. Heerlijk. Af en toe een beetje zon, tien graden.
De plantjes die in potjes bij de schuur zijn overwinterd allemaal even bekeken, aangewaaide grasjes en onkruidjes eruit gehaald. De meeste plantjes hebben het overleefd, een paar potjes zijn leeg. Wat ik daar vorig jaar ingezet hebt is niet meer te achterhalen.
Een paar pollen geranium die dicht langs het tuinpad naar de verre schuur staan eruitgeschept. Zie detail foto bij de gele pijl. Dat ging met een slurpend geluid, zo nat is de tuin nu. Voordat de pollen op de composthoop gingen, heb ik een paar mooie verse stukjes achtergehouden en in potjes gezet. De eerste 7 potten van 2017 zijn nu gevuld. Er zullen er nog vele volgen.
In de tuin een geel-witte vlakte vroeg in het voorjaar. Met duizenden sneeuwklokjes en winterakonietjes. Dat is mijn droom van een voorjaarstuin. Dat is er nog niet bij ons in de tuin. Geeft niks, mooi om dromen te hebben. En er steeds een stukje naar toe te groeien. Elk jaar sneeuwklokjes delen en ietsje verder uit elkaar houden. De winterakonietjes zijn nog zo klein in getal, die wil ik niet uit de grond halen. Wel maak ik de grond rondom de akonietjes elk jaar vrij van oprukkende andere planten, maar na de bloei de grond rondom wat los, met laagje compost, en zaai de zaadjes ter plekke, vers uit de zaaddoos. En met succes. Kijk maar eens naar de zaailing rechtsonder op de eerste foto.
Het blad van de grote lichtgele primula staat al mooi in krop, al weer iets verder dan op deze foto van twee weken geleden. Nog geen spoor van de bloemen, daarvoor nog even wachten.
Bij de kleine knalpaarse primula’s ‘Wanda’ zie ik -op een beschutte plek bij de pergola- al wel een paar bloemaanzetten, waar het paars doorheenschemert.
Onder de grond en buiten bereik van licht zijn plantendelen vaak wit: denk maar aan taugé en aan witlof. Datzelfde bereik je als plantjes in de late winter/ het vroege voorjaar door een dikke bladerlaag heen groeien.
Zoals deze speenkruidjes. Als je dan de bladerlaag een beetje wegschuift zie je deze witte taugé-achtige stengeltjes.
Op weg naar het vullen van de pindasilo,
liep ik langs de hazelaar.
Zomaar een beeld met mijn telefoon.
Een stukje stam.
Groeven en rimpels.
Een krater van een geamputeerde tak.
Van heel dichtbij is het alsof je
van heel hoog uit de lucht neerkijkt
op een verlaten bergketen.
De afgevallen blaadjes van vorig groeiseizoen liggen te verteren in de borders. Achter in de tuin ook op de tuinpaden, die worden nu zelden betreden. Donkerbruin, uit elkaar vallend. En als je goed kijkt zie je overal groene puntjes door het oude blad heen steken.
Ahh, dat is de reden dat voorjaarsbollen uitlopen met een ‘neus’, een smal puntig recht opgaande vorm. Daarmee kunnen ze makkelijker door het verterende blad heen steken en bij het licht komen. Als ze als rozet, bladeren plat op de grond, zouden beginnen komen ze niet door het blad heen.
Opeens een paar warme dagen, relatief dan.
Eergisteren, vrijdag 3 februari, boven de tien, zo warm dat in de intercity trein van Groningen naar Utrecht de airco automatisch aan ging. Het was gewoon koud in de trein, de meeste mensen hielden hun jas aan, en het NS personeel gaf aan er niets aan te kunnen doen. Airco gaat automatisch aan als het buiten boven de 9 graden is.
Buiten was het heerlijk, weinig wind en veel zo’n, beetje lenteachtig bijna. Zaterdag in het noorden des lands net geen 9 graden, wel volop zon.
De tuin riep me naar buiten: ” Kom, kom, buiten spelen!” .
Rond middaguur, zo’n 5 kwartier buiten geweest. Belangrijkste actie: een deel van de beukenblaadjes onder de beukenhaag vandaan halen. Niet omdat ze daar niet prima zouden kunnen blijven liggen, verteert immers wel, maar om de lange rij sneeuwklokjes die daar staat een beetje zichtbaarder te maken. Vorige week alleen nog groen, centimeter of 5-6 hoog blad. Nu iets gegroeid en al verschillende streepjes wit. Nog geen open bloemetjes, daar onder de heg.
Zaterdagmiddag kwam tuinvriendin Jitske langs. We begonnen met een rondje tuin en ontdekten achterin, bij de pruimenbomen wel al twee bloeiende sneeuwklokjes. Achter in de tuin wordt het net iets warmer, en komt de lage winterzon ver de tuin in. Later bij een kopje thee begonnen we al weer tuinbezoekplannetjes te maken. Het seizoen kan beginnen.