Jaren geleden zijn alle dahlia-knollen die we van onze vroegere buurman Ome Job hadden geerfd jammerlijk bevroren in de schuur waar ze overwinterden. Scheelt een hoop werk: voor de vorst uit de grond halen, bewaren, weer oppotten of planten, zien hoe de slakken ze oppeuzelen…
Vorig jaar bij de plantenruil bij Willie toch in een vlaag van onoplettendheid een paar dahlia-knollen meegenomen. Opgepot, potten goed ingesmeerd met een laagje vaseline net onder de rand, gezorgd dat de planten nergens andere planten of een muur raken.. En Voila, joekels van rode bloemen en geen slakkenvraat te zien. Wel een paar gaatjes waar de eitjes van een passerende vlinder zich tot kleine groene rupsjes hadden gevormd. Die heb ik op een andere plant gezet. De beginnende kolonie luizen was minder gelukkig, die werden geplat.
Juni is rozenmaand bij uitstek, en onze klimrozen tegen de pergola zorgen wekenlang voor een spektakel, met een waterval aan bloemen. Door elkaar inmiddels: Veilchen blau (die meer paars is), en Ghislaine de Feligonde, begint peach en verbloeit naar wit.
Deze bijzondere bloem stond bij ons in de tuin. Twee blaadjes aan weerszijden van een hartje, dat zie je niet vaak. Als een propeller van een klein vliegtuigje. De plant staat nog in een potje en er staat een naamkaartje bij. Anemone rivularis, in het Nederlands Anemoon. Witte bloemen, met blauwe meeldraden. Het is een soort uit de Himalaya, winterhard tot ongeveer min 15; als het nog kouder is (afdekken met wat blad). Plant voor de lichte schaduw, humusrijke grond. Een plant voor aan de bosrand of licht bos. Schijnt te kunnen woekeren met worteluitlopers. Is dat erg? Nee volgens mij niet, fraaie bloemen in mei-juni. Ik ga hem in de volle grond zetten. En groeien maar, bloempje.
Dat het exemplaar op de foto maar twee bloemblaadjes heeft komt omdat de bloem bijna uitgebloeid is, de overige bloemblaadjes zijn al afgevallen.
De tweede etappe van ons tuinfietsrondje bracht ons naar de Eshof, de oude begraafplaats in Haren. Prachtige bomen, en een oude bekende die in het poortwachtershuisje woont. Ubel leidde ons rond over een stukje van de begraafplaats, beginnend bij het oudste stukje. Met verhalen bij de bomen die er stonden, en de symboliek van planten die op de grafstenen staan afgebeeld.
De oudste steen hier is van 1890. Op 30 december 1890 overleed Tjeert Pieter Bouwman in Helpman, 12 jaar jong. Helpman was toen nog onderdeel van Haren, nu een zuidelijke wijk van Groningen. Op de steen een afbeelding van een geknakte roos, vaak afgebeeld op kindergraven. Vaak werd een treurboom, een treurwilg afgebeeld. Op de tweede foto zie je (ja, je moet het weten), rechtsonderaan, net naast de stam een klavertje drie, symbool voor de heilige drieenheid (vader, zoon en heilige geest). Op de derde grafsteen uit 1948, zie je een palmtak afgebeeld. OP dit oude deel van de begraafplaats staan ook nog een paar grafmonumenten van eikenhout. De letters zijn niet meer te lezen, en het houdt is behoorlijk verweerd, maar het staat er nog wel na ruim 100 jaar.
Op een doordeweekse dinsdagavond met een groep tuinliefhebbers tuinen kijken. Ooit gestart door mij, toen ik in het bestuur zat van de lokale tuinclub. Het bestaat nog steeds volgens het concept: starttijdstip is bekend, verzamelen op startpunt, verrassing welke tuinen bezocht worden. Een van de huidige bestuursleden rijdt vooraan. Deze keer helemaal mooi, Janneke reed vooraan, en haar zus Anneke achteraan. Er tussen in – beetje schoolreisjegevoel, maar dan wel inmiddels met een vrij hoog grijs haar gehalte- een groep van een vrouw of 20, man of 3.
De eerste tuin was van Bouwien F. Een tuin aan de Rijksstraatweg in Haren, waar ik al vaak langsgereden ben, maar die nooit eerder gezien heb. Aan de straatkant grote struiken en een forse haag. Via de zijingang kwamen we in een tuin. Dit jaar eind juni is de tuin groener dan normaal op sommige plekken, maar volgens Bouwien over een tijdje knalt van de kleuren.
Oorzaak: de vele regen en veel slakken hebben de eerste lichting dahlia’s kaalgeknaagd. Maar inmiddels beginnen de planten van de nieuwe lichting flink te groeien, sommige bossen inmiddels een halve meter hoog. Maar nog geen/weinig bloemknoppen, dus de kleur is nog even groen. Veel dat het er zijn! In alle borders zien we tussen andere planten de dahlia’s. Voorbereiding op een fantastisch kleurenspektakel. Rood en geel, dat is de favoriete kleurencombinatie van Bouwien. Een niet alledaagse combinatie, lekker stevige kleuren. Niet van dat zachte pastelgedoe. Golvende lijnen langs het grasveld, keurig afgestoken. “Daar zit een hoop werk in”, zegt de ene wildere-tuin-tuinier tegen de andere.
We zitten buiten, op de paal van het overdekte terras zit een klein vlindertje, motje. Wat zou dat zijn, vragen we ons af. Vroeger gingen we altijd naar binnen om dan het vlinderboekje te halen en plaatjes kijken. En hopen dat het beestje nog een tijdje blijft zitten.
Nu ga ik naar binnen, haal fototoestel en maak een foto. Dan kunnen we op een later tijdstip op ons gemak zoeken, en de foto op het beeldscherm flink uitvergroten. Gaat niet altijd goed. Als er bijvoorbeeld staat: “Aan de vlek op de onderzijde van de vleugels kun je zien dat …. ” of “Het verschil tussen <soort a> en <soort b> is de kleur van het tweede gewricht van de achterpoot …..” . En dan heb ik natuurlijk een foto van de bovenkant gemaakt.
Deze keer is het prima gelukt. De Pasiphila rectangulata of groene dwergspanner. Een leuke site voor nachtvlinders is deze.
De vroegere manier kan je soms net verder helpen, omdat je dan weet dat je bijvoorbeeld aan de onderkant moet kijken.
Op steeds meer plaatsen in de wereld krijg je vermenging van verschillende culturen. Dat is een gegeven en nu gaat het erom elkaar de ruimte te geven en te bieden op een manier waarop er voor iedereen plek is. Een goed begin is door elkaar heen wonen, en niet in enclaves met een muur ertussen.
In een multicultureel hotel bijvoorbeeld. Niet alleen voor mensen, maar ook voor insecten. Dit hotel hangt sinds kort in onze tuin, kadootje van collega’s.
Op zolder en de twee kamers op de bovenverdieping: plek voor allerlei solitaire metselbijtjes. In de rode kamer zou vooral de groene gaasvlieg zich thuis moeten voelen, en hier overwinteren. Tussen de denneappels in het gaasvlakje daaronder: oorwurmen. Net als de groene gaasvlieg en lieveheersbeestjes zijn dit enorme luizeneters, dus goede tuinhulpjes. De kamer linksonder lijkt geen opening te hebben, maar dat is schijn. In de bodem van dit vakje zitten allemaal gaatjes waardoor de lieveheersbeestjes naar binnen kunnen. Tot slot de hoge kamer rechts met de grote spleten: woonruimte voor vlinder. Heb er een paar takjes rechtop ingedaan zodat ze zich daar makkelijk aan vast kunnen houden.
Als de roos Veilchen Blau over een week of twee is uitgebloeid zat ik rozentakjes in de voortuin van het hotel wegsnoeien, de insecten houden van zon.
In Gardener’s World van 17 juni gezien dat Monty Don nu, halverwege juni, de struisvarens verplant. Kan best, zegt ie, met flinke kluit, niet dieper zetten dan ze stonden, halfschaduw, niet te droog.
Dat was ik ook van plan, en heb vandaag meteen de daad bij de gedachte gevoegd. Drie struisvarens die zich precies aan de rand van het pad hadden genesteld hebben nu een nieuw huis als onderbeplanting in de struikborder. In het vroege voorjaar staan hier bendes sneeuwklokjes en blauwe bosanemoon. Die zijn inmiddels vertrokken naar onder de grond (en een paar naar Belgie).