Geveltuintjes

Woensdag een tripje naar Amsterdam, met een overnachting in Vestingstad Naarden. En donderdag via Odijk, waar Mieke woont, weer naar Groningen.

Altijd leuk om te kijken wat er op andere plekken groeit en bloeit. En leeft.

In Naarden ontdekten we een ooievaarsnest op de schoorsteen van het Vestinghotel. Het bleek de grote schoorsteen te zijn van de kamer (rechtsboven) waar wij sliepen. ’s Ochtends telefoon op selfie stand zo ver mogelijk uit het raam gestoken voor een foto van dichtbij: wel nest, de ooievaar niet gezien vanuit deze hoek. We hadden hem (of haar) wel horen klepperen toen we wakker werden.

Via een iets langere treinreis dan gepland naar Odijk (geen treinen tussen Utrecht Overvecht en Utrecht Centraal), Koffie en lunch en bijpraten met mijn zus. De eerste pioenen bloeiden. Die doen het heel goed bij haar in de tuin.

Wie van de drie: stippelmot

Een klein exemplaar van een kardinaalsmuts in onze tuin zat vol met spinsel waarin tientallen rupsjes rondkropen. Grijs met zwarte stippen. Ah, dacht ik. Die herken ik. Al eerder zoiets gezien in de meidoornhaag (op kleine schaal).
Het is natuurlijk de ‘kardinaalsmuts- stippel mot’!
Hoe ziet die er uit, als mot? Nou zo.

Stippelmot.

De rups nog even door de Obsidentify-app gehaald. Meidoornstippelmot dacht de app, of de appelstippelmot, maar niet de kardinaalsmutsstippelmot. Hmm. welke zou het dan zijn? Op wikipedia staan verschillende stukjes over stippelmotten. En ook dat de meidoorn- , appel- , wilgen- , en kardinaalsmutsstippelmot alleen door nauwkeurig microscopisch onderzoek van de genitaliën uit elkaar gehouden kunnen worden. Dat is in vlindervorm.

Hoe zit het met het rupsenstadium? Kun je ze dan uit elkaar houden?
Daar zijn de verschillende teksten niet helemaal eenduidig over. Ik neig naar de meidoornstippelmot, als ik wat plaatjes kijk. Weer vreemd is dat de kardinaalsmuts niet als waardplant voor de meidoornstippelmot wordt genoemd. En dat weet ik wel zeker: de inmiddels geheel kaalgegeten struik is een kardinaalsmuts. En de rupsjes zijn nu ook verdwenen (ergens verstopt om te verpoppen).

Blauwogengras

Sisyrinchium striatum is de wetenschappelijke naam. De Nederlandse naam is bieslelie of blauwogengras. Ik heb deze zachtgeel bloeiende veel gezien op tuinreizen in Engeland. Bij de laatste reis nam ik een stekje mee, maar die overleefde de eerste winter niet. Te nat?

Vorig jaar in een tuin hier in de buurt, stonden de planten wat verhoogd, een tuin waar allerlei (sub) tropische planten groeiden. De bieslelie zaaide zich daar prima uit. Nieuwe kans: stekje mee en nu in de tuin langs een tuinpad gezet (beetje warmte, en ook wat verhoogd en met fijn grid door de grond. Het blad is blauwachtig groen, langwerpig, beetje als irissen. Is ook van de familie iris-achtigen.
Jitske, hij doet het!
Vorige week zag ik een paar bloeistengels ontstaan, een beetje als een ’telescopische’ aanwijsstok in elkaar geschoven. En vandaag de eerste bloem. Waar de naam blauwogengras vandaan komt? Dat heb ik nog niet kunnen achterhalen.

Op de ene plek op internet staat dat ie goed winterhard is, op een andere dat je de plant bij strenge winters moet afdekken. Dat ie vochthoudende grond wil hebben, of juist s winters niet nat. Dat ie zich soms erg uitzaait…
Bij een beschrijving op internet zie ik net staan dat de plant wintergroen is (klopt), van normale of vochtige bodem houdt (dus niet te droog), in zon – of halfschaduw kan staan en in neutrale of kalkrijke grond wil staan.
Oei! Daar een beetje op letten: kalkrijk…. wij hebben zure veengrond.

Tuinbezoek Eef 16 mei

Afgelopen maandag op de fiets naar Noordlaren, tuinbezoekje bij Eef. Al vaker bij haar in de tuin geweest, in verschillende seizoenen. De kaatste keer was het koud en mistig en motregen. Deze keer prima weer, kopje koffie in de tuin (met zonnebril op). En uiteraard een wandeling door de tuin: het achterdeel is inmiddels een stuk bos geworden, alleen door de omringende weilanden gescheiden van het Noordlaarderbos. En dat is te merken ook. Eef had een aantal maanden geleden steeds allemaal putjes in de graspaden, soms een wat groter gat. Ze leende een infrarood camera, en de gatengraver werd op beeld vastgelegd: het bleken dassen te zijn, die uit het bos komen en lekker in de grond graven naar slakken en wormen.

Voor de pergola groeit een flinke gebied met de zonnekroon, later in het jaar worden de planten met de zonnebloemachtige bloemen zo hoog dat je de dwarsbalk van de pergola helemaal niet meer ziet. Een paar jaar terug nam ik een flinke stek van de zonnekroon mee, de eerste twee jaar nioet erg goed aangeslagen, de slakken bleken ze te lusten. Maar dit jaar ziet het er goed uit. (Alhoewel, afgelopen week paar forse regenbuiken, dus slakkenvriendjes kunnen weer overal naar toe glijden…)

De brug: dat is een draaibrug geworden. Eef vertelt: met de vele regen vroeg in het jaar stond het water in de vijver ruim een halve meter hoger. De brug die oorspronkelijk dwars op de vijver lag, werd opgetild en draaide zich zelf 90 graden. Nu het water weer gezakt is ligt de brug in de lengte van de vijver, midden in het water. Meer een soort steiger.

Van het parelgras en de bijzondere persicaria nam ik een stukje mee, die staan inmiddels bij ons in de tuin. De persicaria wordt 90 cm hoog, groeit breed uit en bloeit van augustus tot oktober, net als twee andere perscaria’s microcephala die we al in de tuin hebben. Wit , dacht ik.

Plantenmarkt Zuid-Groningen

Samen de wereld wat mooier maken.
Deze uitnodiging kreeg ik toegestuurd door Michiel.
Michiel is hovenier en ik ken hem van de Wilde Planten Tuin Kring – Haren (nu IVN werkgroep).

Op zondagmiddag 5 juni organiseert hij een plantjes markt.
Woon je in de buurt van Groningen en wil je stekjes delen , ruilen, kopen of verkopen of tuin- en kamerplanten kopen. Je kunt luisteren naar een verhalenverteller en naar live muziek. Of mee gaan met de rondleiding door de ecotuin. Heb je zin om een handje te helpen, met koffie en thee, welkom op de Goeman Borgesiuslaan 245 in Groningen. Neem dan even contact op met Michiel. Zijn email staat op de fleurige uitnodigingposter.

Erika

Pok, pok, pok. Het houten dekseltje van het eekhoornkastje klapperde. Vast Erik weer, dachten we. Nee, deze keer was het niet Erik, maarErika. Rode staart, en stukje kleiner. Het voederkastje is vanaf het terras gezien, aan de achterkant van een van de stammen van de hazelaar. Voordeel is dat ik heel langzaam de achtertuin in kan lopen richting de hazelaar. Ik zie de eekhoorn eerst niet, en omgekeerd geldt hetzelfde. Gistermiddag langzaam naar achter lopen en heeeel langzaam om het hoekje van de stam kijken. Rode staart! Het is niet Erik, maar Erika.

Nog een beetje verder: achtereind van een eekhoorn te zien; kop en voorpoten hangen in het voederkastje om een pinda te scoren. De eerste paar pinda’s eet ze met rug naar me toe, staart over haar rug gekruld, dan draait ze zich om. Lichte paniek. Daar sta ik, op ongeveer 2 meter afstand, heel stil. Kwetterende fluitgeluidjes. Ze vindt het niet pluis, en kijkt me alert aan. Schuift een paar meter omhoog de hazelaar in. Maar komt een paar minuten later nog weer terug. Nu heb ik mijn telefoon bij me, voor foto’s en een filmpje-met-geluid.

Volgende keer de grote camera met mooie lens.