Bij Eef

Koudig, grijzig, af en toe een beetje miezerig.
Geen reden om niet op (tuin)bezoek te gaan.
Op de fiets naar Eef.
En tussen eerste en tweede kopje koffie in door de bostuin gewandeld.
Kleur, verstilling, rust.

Eef en Jan zijn hier 44 jaar geleden komen wonen. Achtertuin was toen voornamelijk weiland, waar onder andere een paardenbak was. Een verdwaald klein eikje uit die tijd is nu een grote boom. De gele tulpenboom midden in foto 1 was een kado van de kinderen, inmiddels lang volwassen (de kinderen en de boom). Op foto 2 zie je het deels al afgevallen blad van de tulpenboom. Een klusje voor de kleinkinderen, zegt Eef, het opvegen van het blad. Nu is een groot deel van de tuin een bostuin, met een grote vijver, glooiingen die er uitzien alsof ze er altijd al waren. Op foto 4 een beeldje van een dame die een verre nicht is van de zeemeermin in Kopenhagen, zo lijkt het. In dit seizoen veel paddestoelen. Ik vind de herfst zo mooi, zeg ik. Eef beaamt dat.

Witte reiger

Meestal zien we de gewone reiger. Aan slootkanten bij een nadeling, of regelmatig bij ons in de tuin (snacken bij de vijver). Regelmatig zien we nu ook een zilverreiger, in het natte weidegebied aan de oostkant van het Paterswoldse meer. Een grote witte vogel. Zoals op onze ochtendwandeling vanmorgen. Op de tweede en derde foto is ie net opgestegen, met een reflectie in het water. Dit is rond 10 uur ’s morgens.

Aangezien de grote zilverreiger vaker voorkomt dan de kleine zilverreiger, ga ik ervan uit dat het de grote zilverreiger is. Er is een verschil in snavelkleuer; de grote zilverreiger heeft een gele snavel, de kleine een zwartgrijze. Op de foto is niet te zien welke kleur de snavel is en we hadden geen kijkertje bij ons. Maar goed, gezien de zeldzaamheid van de kleine (nu nog rode lijst), gaan we ervan uit dat dit de grote is (sinds 2017 niet meer op de rode lijst.) Van de grote zilverreiger zijn er een kleine 200 broedparen in Nederland, voornamelijk de Oostvaardersplassen. In de winter zijn er 2500 tot 2800 exemplaren in ons land, voornamelijk afkomstig uit Oekraïne/Polen, de alpenlanden of Zuid Frankrijk.

vliegbeeld, spanwijdte 140-170 cm
In winterkleed, 80-100 cm hoog

Tekst vogelbescherming:
De aantallen grote zilverreigers zijn de afgelopen jaren sterk toegenomen in Europa als gevolg van wettelijke bescherming en het netwerk van Natura 2000. Tegenwoordig behoren ze tot de gebruikelijke invulling van ons Hollands winterlandschap. De soort is als broedvogel gebaat bij groot, nat en rustig rietland in combinatie met een rijke fauna van kleine vissen en ongewervelde dieren. De Oostvaardersplassen zijn en blijven vooralsnog het belangrijkste broedgebied voor de grote zilverreiger.

Streepsteelmycena

Nederlandse namen van paddenstoelen beschrijven vaak hoe de paddenstoel eruit ziet. Bij deze mycena polygrammna is dat natuurlijk de (vezelige) strepen op de steel. Nou ja, natuurlijk…. ik moest de foto flink uitvergroten voordat ik zag dat er inderdaad lengtestrepen op de dunne steeltjes zitten. Ik had hem misschien eerder chinees hoedje genoemd, vanwege de grappige bult in de hoed van deze paddenstoel.

Het schijnt dat ook de fraaisteelmycena zon gestreepte steel heeft ook een overstekend hoedrandje (niet bij de streepsteelmycena).

Het is een zeer algemeen soort, die groeit op oud hout, en voorkeur heeft voor eik. En er zijn nog veel meer mycena’s ! Kenmerkend voor de vele soorten mycena’s zijn de bleke lamellen en de witte sporen. De steel is lang en dun, het hoedje dunvlezig, gewelfd of klokvormig met een doorschijnend gestreepte rand. Leuke sierlijke paddenstoeltjes.

Groene knolamaniet

Vanmorgen bij Vroege Vogels op de radio een stukje over de groene knolamaniet, amanita phalloides. En in de Trouw van vorige week ook een uitgebreid artikel over deze extreem giftige paddestoel. Het is een in Nederland van oudsher al veel voorkomende soort, en -volgens het Trouw artikel- misschien wel de reden waarom in Nederland niet zo veel paddestoelen in het wild geplukt worden. Waar je van een vliegenzwam eten behoorlijk ziek kunt worden is 50 gram van deze groenige paddestoel genoeg om je naar de eeuwige jachtvelden te verwijzen. Het is een gif met een vertraging, pas 4-6 en soms wel 10 uur na het eten merk je de verschijnselen, en dan is het kwaad meestal al geschied. Lever en nieren houden er mee op.

Zoals gezegd komen ze veel voor, en in ons geval letterlijk op de hoek van de straat. Het kleine grasveldje hoek Meerweg, hoek Westerse drift, waar de hoop met afgevallen bladeren van de gemeentebomen ligt. Bij ons zondagochtenwandelrondje kwamen we ze tegen, en de app Obsidentify gaf meteen aan (met een zekerheid van 99%) dat het de groene knolamaniet was. De paddestoel begint vrij groen/ gelig en verbleekt dan wat. Daardoor schijnt ie wel eens voor eetbare soorten, als champignons, te worden aangezien. Niet giftig bij aanraken, dus geen zorg. Alleen geen hap van nemen.

Het is nog onduidelijk wat het evolutionaire nut van zo’n dodelijk gif voor mensen voor de paddestoel zelf is. Allerlei dieren als konijnen en eekhoorns, maar ook slakken en insecten kunnen de paddestoel prima eten.

Panteramaniet

Amanita pantherina. De hoed is donkerbruin met witte stippen. De paddestoel komt eerst als een gestippeld ei uit de grond en vouwt dan de hoed open. Witte steel met wit rokje. Plaatjeszwam.
Familie van de vliegenzwam. Heeft hetzelfde (zenuw)gif als de vliegenzwam, maar in grotere hoeveelheden. Daarom ook vaker met dodelijke afloop, indien gegeten. Na 1/2 tot 2 uur verschijnselen.

Foto 14 november 2021. Deze exemplaren staan op het grasveldje bij het politiebureau in Haren, aan de Vondellaan.

Hard werken

In de voortuin stond een pol misacanthus sinensis die een beetje te breed begon te worden. De eerste paar jaar blijft zo’n pol goed overeind staan, maar als het langer dan 4-5 jaar op de zelfde plek is, zakt de pol steeds vaker scheef na een stevige zomerse regenbui. De afgeslopen twee jaar bond ik de pol als een soort veredelde korenschoof bij elkaar met een flink end oude elektriciteitsdraad (prima bindmiddel, vooral de zwarte draden) om de omringende planten een beetje lucht te geven. De pol viel nu niet breed uit alle kanten op , maar zakte als geheel scheef….

Er uit dus. Er staat vlak bij nog een veel dunnere zaailing, de dikke pol kan wel weg. Eerst dacht ik nog om dat later in de winter te doen. De pluimen staan er nog zo mooi bij. Maar toch besloten nu eruit te halen, dan kunnen de bolletjes, die al weken in de schuur liggen op die plek de grond in. Tja, maar hoe krijg je zo’n pol eruit? Eerst maar afknippen. Een geultje erom heen graven. Een beetje met schep er op hakken. Dat was vrijdag. Geen beweging in te krijgen. Een en al taaie wat verende wortels. Zaterdag een nieuwe ‘aanval’ gedaan. Gewapend met zaagje, schep, oude broodmes (errug goed voor doorzagen taaie wortelkluiten) en hak. In de ochtend ruim een uur, en ’s middags een klein uur. Pfff, met moeie armen zat ik op de bank. En de pol? Een aantal stukken zijn er uit, ongeveer de helft is over. Voor een andere dag.

In kleine stukjes, dat zei ook de postbode die langs kwam. Hij was 25 jaar hovenier geweest en had in zijn tijd heel wat graspollen aangepakt. Dat deden we altijd met de kettingzaag, zei hij. Dat is zo leuk als je in de voortuin in de tuin aan het werken bent. Allerlei mensen maken een praatje. Deze postbode kende ik nog niet. Maar nu weet ik waar ie woont, dat ie een diepe tuin heeft waar het ’s zomers (te) warm is om lekker te zitten, maar dat ze met alle buren dan bij de picknicktafel op het grasveld aan de voorkant van de huizen zitten, dat hij LP’s verzamelt en er 5000 heeft; dat zijn dochter nu ook interesse heeft in LP’s….