Aan het eind van de dag gingen we nog op bezoek in een prive tuin, White Cottage, waar de familie Bates ons welkom heette. Met koffie, thee, iets lekkers, en vooral heel veel enthousiasme.
In 1981 kochten Mel en Jan het huis, met een fors stuk land. De laatste ijstijd heeft hier een flinke kleilaag gedeponeerd, een morene, en het was echt een woest stuk terrein. In de zomer van 1981 liet Mel de buur -boer het grondstuk frezen. GRote klonten klei, die in de eropolgende winter stukvroren. STukje bij beetje werd de tuin aangelegd. Eerst wieden, wieden en wieden (met de hand). Veel gras, en allengs kwamen er meer eilandborders in , met steeds meer planten. Jan, de vrouw, was van de planten. Een tijd was ze helemaal dol op (tuin)geraniums, had ze er zelfs een kwekerij van. In 1998 (of 1999?) zijn er opnamen voor Gardeners World gemaakt. Eens kijken of ik dat kan terug vinden.
De familie Bates had green ‘grand design’ voor de tuin. “I am a bloke“, zegt Mel, “design is not in my skill set.” In het voorjaar moet het ook mooi zijn, heel veel kievitsbloemen.
Inmiddels is het echtpaar op leeftijd (79 en 80), en doen ze het wat rustiger aan. 1 dag in de week hebben ze een tuinman die helpt. Maar bezoek in de tuin, blijven ze erg leuk vinden. Kupers tuinreizen kwam eerst met 1 bus, en dit jaar al drie. Jan is stil, maar weet alles van planten. Mel is de vrolijke prater, een onstuitbare woordenstroom. En de lieveling van iedereen is Nelson, de kleine snautzer.
Why didnt you bring the sun, roept Mel uit, it has been the wettest June since 1910 here.