Birds eye en frogs eye

Onder onze pergola vlak bij de achterdeur staan een paar hellebolussen. Een dubbele witte. En een enkele rozerood met stippen. De witte bloemen, eigenlijk meer groene-witte, zijn dubbel of driedubbel en ‘kijken omhoog’. Je kunt de bloem zien. De roze is veel eleganter, en als de bloemen net open zijn hangen ze met hun bloemengezichtjes een beetje verlegen naar beneden. Om de sproetjes te kunnen zien moet ik dan de bloem even optillen en omdraaien. Of het kikkerperspectief nemen. Met de telefoon op selfiestand een foto omhoog nemen.

Op de eerste foto zie je onder in beeld ook een heel aantal zaailingen. Die ga ik deels oppotten en dan een paar jaar geduld hebben. Als ze na een paar jaar voor het eerst gaan bloeien is pas te zien of ze er net zo mooi uitzien als hun ouder.

Daslook – soep

Vandaag aan de slag geweest met sneeuwklokken opgraven en delen en weer ingraven. Vlak voor het naar binnen gaan tegen 5 uur nog snel even een paar handen vol daslookblad geplukt. Dat begint weer volop op te komen. Mooi glanzend groen blad. En bij betreden een zachte uien-knoflook geur.

150 gram had ik ongeveer nodig voor de soep. Nog niet eerder gemaakt. Lekker voor een zaterdagavond maaltijd. Enorm groen! De truc, volgens het recept, is daslook maar heel kort mee te komen. Bij langer meekoken wordt de smaak veel minder en verdwijnt ook de helder groene kleur.

Draak en wolken

Wandelend door de Chinese tuin van Hortus Haren was het niet te missen. De geur van de bloeiende sarcococca, hier in golvende haagjes gesnoeid (foto 1). Ik kwam een meneer tegen en riep verrukt dat het zo lekker rook. Helaas bleek deze meneer sinds corona 2,5 jaar geleden niets meer te ruiken, vertelde hij. ou een heel klein beetje begon zijn reuk terug te komen. Hij kon bijvoorbeeld azijn ruiken. En toen we daar zo stonden tussen de geurende struikjes, en hij nog een snuffelde , zei hij dat hij een hint van bloemengeur kon ruiken. Een beginnetje! Nog wel een weg te gaan, want voor mij was de geur overweldigend.

Klik op de foto’s voor een grotere versie.

Cocon

Afgelopen dinsdag , mooi zonnig weer , en op stap met een van de tuinmensen van de Hortus Haren. Een interview met Rijk de Ruiter voor het eerstvolgende ‘vriendenbericht’ van de Vrienden van de Hortus. Rijk werkt al bijna 10 jaar in de Hortus en leuk om te horen wat voor hem de favoriete tuinonderdelen zijn. Zijn favoriet is de Hondsrugtuin, waar hij vanaf het begin bij betrokken is geweest. En daar wijst hij me ook op iets dat ik niet eerder gezien had. Een grijzig, papierachtige ‘balletje’ in een stukje hoog gras: een eierzakje of cocon van een wespspin. Daar zijn vorige zomer de eitjes ingelegd. En ergens in april komen de kleine spinnetjes uit de cocon. En nu ik er eenmaal 1 gezien heb, blijken er nog veel meer te zijn. Je moet even weten waar en hoe te kijken.

Eiercocon westspin

De wespspin is een spin uit de familie van de echte spinnen of Araneidae. Soms kom je de naam wespenspin of tijgerspin tegen. De wetenschappelijke naam is Argiope bruennichii. Het vrouwtje heeft gele en zwarte streepjes op het achterlijf, vandaar de naam.

Flaming Katy

Flaming Katy en Madagascar widow’s thrill zijn Engelse namen voor de Kalanchoë blossfeldiana Pacaya. De kalanchoë hoort tot de familie van de crassulaceae. Vetplanten met vlezige bladeren en stengels. Het is een grote familie waarvan de veelkleurige Kalanchoë blossfeldiana hybriden het bekends zijn. In knalrood of oranje (vandaar flaming Katy) of wat zachtere kleuren oranje of geel. Het zijn korte dag planten die in de winter bloeien in in grote aantallen;en bij de bloemenwinkels te koop zijn. Ze bloeien lang, een maand of 2. En alsof dat niet genoeg is… wordt het bloeiseizoen verlengd: vervroegd door ze eerder koud en donker te zetten. Of juist wat verlaat.

Op zoek naar de Mr. Blossfeld, waar de plant naar genoemd is, en die ze als eerste cultiveerde en verhandelde in 1927 kwam ik uit bij Karl Blossfeld, fotograaf. van planten.

Kalanchoe blossfeldiana zijn afkomstig uit Madagaskar. De soort is ontdekt in 1928 door Perrier de la Bâthie op de berg Tsaratanana op een hoogte van 2000–2200 m. Een paar later werd de plant opnieuw verzameld door Von Poelnitz (1934) in de buurt van Humbert bij de bronnen van de Sambirano Rivier. Van deze exemplaren zijn wereldwijd nakomelingen gekweekt. Hier een blog waar iemand een heleboel informatie over Von Poelnitz bij elkaar heeft gezocht, de man die de naam van Robert Blossfeld koppelde aan de Kalanchoë. Eigenlijk wil ik weten waarom … Over Blossfeld zelf niet veel gevonden, er is nog wel een boek van hem te koop. In een heruitgave. Soort standaardwerk.

Beleef de lente mee

Vandaag is het Beleef de Lente seizoen van 2023 begonnen. Met webcams op allerlei vogelsoorten. Nog niet iedereen is gearriveerd, maar al veel te genieten. Overdag is de vijvercam leuk, kijk maar eens hoeveel soorten er komen (o.a. een appelvink, zag ik). En ‘ s avonds geniet ik van de uiltjes. De bosuil zit al te broeden op haar eerste ei. En ’the cutest of all’: de steenuil.

Steeds platter

Heel langzaam begin ik in deze tijd van het jaar de tuin van oude plantenstengels te ontdoen. Dit is het seizoen in de tuin met de minste hoogteverschillen. Het oude spul is weg, de nieuwe planten zijn nog erg laag en beginnen voorzichtig uit de grond te kruipen. Linksonder op de foto de stapel met in stukjes gebroken stengel van de enorme pol polonium polymorpha, in vol ornaat zeker 2 x 2 x 2 meter. En op de achtergrond, net rechts van de ligusterhaag een rood stipje. Daar hangt een aardewerken papegaaitje in de roos.

Dansende mannen

Ze dansen weer, de mannetjes van de wintermug. Vanmiddag na een tijdje in de tuin bezig geweest te zijn, even lekker in het zonnetje (uit de wind) zitten. Tegen een uur of 4, lage zon, warm op mijn gezicht.
Boven het grasveld (nogal rommelig op dit moment) een groepje dansende muggen. Onvermoeibaar op en neer dansend om de dames te lokken. Die dansen niet mee, maar kijken toe.

Wintermuggen zijn op veel plekken te vinden, op heidevelden, in bossen en dus ook in tuinen. De larven leven van rottend organisch materiaal in de bodem, rottende bladeren zijn of mest. Er komen acht soorten in Nederland voor, waarvan twee algemeen.