Maand geleden een paraplu langs de vijverrand gezet in de hoop de reiger die wat enthousiast van onze kikkertjes komt snacken op afstand te houden.
Na een week of twee hing de paraplu scheef. Daar was de reiger toch niet op gaan zitten? Nee, vast niet.
Toen ijs en flinke laag sneeuw, vijver dichtgevroren, even reiger veilig. Plu nog verder scheef, de stang zelfs verbogen. Dikke laag sneeuw er afgehaald.
Nog steeds best afschrikwekkend zo’n plu.
Toch?
Hmm , toen we vanmiddag terug kwamen van het wandelen, stond de reiger, op het bruggetje, met zijn rug naar de plu. Heel stilletjes te staan, in de hoop dat we hem niet zagen.
Dat mislukte dan weer wel.
Maar als reigerverschrikker werkt de paraplu in ieder geval niet.
Laast was ik bij een presentatie waar de spreker een lans brak voor het openstaan voor nieuwe ideeen en uitvindingen. Hij vertelde vaak dat de gevestigde orde (van wetenschappers) radicaal nieuwe ideeen vaak tegenhouden of ontkennen. Om zijn verhaal kracht bij te zetten vertelde hij het verhaal dat ingenieurs van boeing, de vliegtuigbouwer berekend hadden dat een hommel niet kon vliegen. Met alle hun technische kennis kwamen ze steeds opnieuw tot de conclusie dat het onmogelijk was voor een hommel om in de lucht te blijven. De route van hommelvormige vliegtuigen was dus uitgesloten.
Toch weet iedereen die even om zich heen kijkt in de zomer, dat hommels wel degelijk kunnen vliegen. Hadden de ingenieurs een rekenfout gemaakt? Nee, dat niet. Maar ze hadden de vergissing gemaakt te rekenen aan een ‘hommel-op-vliegtuig-formaat’. En als je dat doet, dan blijkt inderdaad het vleugeloppervlak te klein voor de massa van de reuzenhommel.
Juist omdat insecten als de hommel klein zijn, blijken ze door de stroperigheid van de lucht (viscositeit) extra veel lucht onder hun vleugels te kunnen krijgen, waardoor ze genoeg ‘lift’ hebben om in de lucht te kunnen blijven. Net dan, want hele efficiënte vliegers zijn het niet.
In bijgaande link een college (in het Engels) van John Maynard Smith, theoretisch bioloog (en wiskundige, en aerodynamicus). Scrol naar minuut 20 voor zijn uitleg van de vlucht van de hommel.
Klimaatverandering heeft ook effect op vogels in de tuin. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Jelmer Samplonius van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is gepromoveerd op de competitie tussen twee tuinvogels : de koolmees en de bonte vliegenvanger.
Koolmezen zijn standvogels, zij reageren op de verschuiving door hun eieren eerder te leggen, afhankelijk van de temperatuur. “Bonte vliegenvangers komen ook eerder terug naar Europa, maar hun aanpassing is minder goed dan die van de koolmezen. Wanneer ze aankomen hangt niet af van de actuele temperatuur in hun broedgebied.” Samplonius weet dit omdat hij en zijn collega’s al tien jaar de aankomst van vliegenvangers hebben geregistreerd, net als de start van het leggen van eieren bij koolmezen en vliegenvangers. Dat gebeurde in twee Drentse nationale parken, Dwingelderveld en het Drents-Friese Wold.
De twee soorten hebben altijd al met elkaar geconcurreerd om nestgelegenheid. “Bonte vliegenvangers proberen ook om nestkasten te stelen van mezen. Ze maken geen kans bij een gevecht in de nestkast, maar het zijn betere vliegers”, vertelt Samplonius. Vliegenvangers blijven dan rond de mezen vliegen die hun nest proberen te bouwen, totdat ze verjaagd zijn. De vraag die Samplonius onderzocht is of klimaatverandering een rol speelt bij de gevechten. “Beide soorten moeten zorgen dat hun jongen uit het ei komen wanneer er een piek is in het aantal rupsen”, zegt Samplonius. Wanneer dat is, hangt af van de verschijning van de eerste bladeren. Een hogere gemiddelde temperatuur verschuift deze gebeurtenissen naar voren in het jaar.
Klimaatverandering zorgt voor zachtere winters. Meer koolmezen overleven, dus meer koolmezen willen nestelen, dus meer concurrentie voor de vliegenvangers en dus meer conflicten. Overigens is klimaatverandering hierbij niet de enige factor: wanneer er tijdens een mastjaar meer beukennootjes zijn overleven er ook meer koolmezen de winter.
Het grootste probleem ontstaat in een koud voorjaar, wanneer koolmezen hun nesten later gaan bouwen terwijl de vliegenvangers vroeg aankomen uit Afrika. In dat geval overlapt de broedtijd voor beide soorten het meest en heb je ook de meeste gevechten. Dat kan er voor zorgen dat tot wel 10 procent van de vliegenvanger-mannetjes die op zoek zijn naar nestgelegenheid door koolmezen wordt gedood, in een periode van ongeveer twee weken. Een behoorlijk groot aantal, in verhouding tot de gemiddelde sterfte tijdens een jaar van zo’n 55 procent.
Jelmer is inmiddels overgestapt naar onderzoek met pimpelmezen bij de universiteit van Edinburgh.
Referentie: Jelmer Samplonius en Christiaan Both: Climate change may affect fatal competition between two bird species. Current Biology, 10 januari 2019
Er ligt niet eens ijs, waardoor het kanaal bevroren is. Toch heeft een reiger weer de weg naar onze tuinvijver gevonden en komt daar elke dag kikkers uit halen. Oneerlijke strijd, de kikkers zijn in soort winterslaap op de vijverbodem en laten af en toe een luchtbel los: hap, spies, doet de reiger dan. Eens kijken of deze reigerverschrikker helpt.
Paraplu, die tevens dienst kan doen als soort parasol. Zat ooit in een kerstpakket. Te groot en zwaar om bij regen zelf als paraplu te gebruiken, maar prima in te zetten in de tuin. Een tijdje terug al tegen de spreeuwen.
Wij hebben 1 soort lavendel in de tuin.
Bloeit allemaal tegelijk.
Laatste week juni, eerste helft juli.
Terwijl er verschillende soorten zijn.
Vroegbloeiend en laatbloeiend.
Wat als ik nou een serie verschillende lavendels plant?
Lavendel in bloei van mei tot oktober.
En in een beetje goed jaar bloeit de vroege lavendel, indien teruggeknipt na de bloei, later in het jaar een tweede keer.
Hommels blij. Wij blij.
Omdat sommige niet (geheel) winterhard zijn, wacht ik nog even met aanschaf tot het voorjaar. Bijvoorbeeld via de website van directplant, die planten kunnen thuisbezorgen. Je kunt ze ook op een afhaalpunt in de buurt halen. Het dichtstbijzijnde punt is nog geen half uur fietsen. Heb meteen een herinnering in mijn agenda gezet voor maart 2019, met verwijzing naar dit blogje.
Meestal begin ik elk blogje met een foto. Eerst een plaatje, dan er wat tekst omheen bedenken. In voorjaar en zomer is dat super makkelijk: dan een kort rondje door de tuin met fototoestel of telefoon(camera) en ik heb een heleboel bronnen van inspiratie.
Op een natte herfst- of winterdag is dat minder voor de hand liggend. Het is lastiger om snel mooie foto’s te maken, minder kleuren, minder licht. Tuurlijk kun je ook nu mooie foto’s maken, maar dat vereist meer voorbereiding, goede belichting of evt. bijlichten, statief. En dat komt er nu niet zo van.
Het blijft bij een kort tuinrondje. Kraag hoog opgetrokken, handen in mijn warme jaszakken. Een kort tochtje met het schillenbakje naar de composthoop achter in de tuin. Een snelle beweging van de hark om afgevallen blaadjes van het pad in de borders te vegen. Dat is nu ook zo goed als klaar, de bomen zijn vrijwel kaal en de meeste bladeren liggen nu op een grote stapel in een reusachtige plastic zak: bladaarde in wording.
De enkele foto die ik nu maak, heb ik al eerder gemaakt. De knaloranje vuurdoornbesjes. Die langzaam maar gestaag worden weggewerkt door de verzameling merels. Begin 17e eeuw (1) verscheen deze struik in Europese tuinen.
Vanuit een ooghoek zie ik beweging. Op een meter afstand van waar ik zit te schrijven, op de vuurdoorn juist achter het raam zitLydia, een mereldame. Besje na besje verdwijnt in haar snavel. Alsof ze door heeft dat ik net over haar schrijf…
Vuurdoornweetje van wikipedia Alice M. Coats, Garden Shrubs and Their Histories (1964) 1992, s.v. “Pyracantha” notes that it does not appear in John Gerard’s Herball of 1597 but was in gardens before 1629, when John Parkinson mentions it, as the “ever greene Hawthorne or prickly Corall tree”.
Meer hier.
De fluweelboom in de achtertuin is een mooi open boompje.
Zelfs als ie in het blad is, is het een mooie plek om een pindasilo aan te hangen. En nu de blaadjes eraf zijn is het helemaal makkelijk voor de vogeltjes. Vaak koolmezen en pimpelmezen. Soms de boomklever of de grote bonte specht.
Af en toe hebben we een Aziatisch lieveheersbeestje in de tuin. Een Harmonia. Iets groter dan onze inheemse veel voorkomende zevenstippel. Een enkele keer vinden we er een binnen. Ik weet dat ze soms in grote aantallen samen overwinteren, maar ik heb er nog nooit zelf zo veel bij elkaar gezien als gister. In het kerkje van Middelbert, Groningen. Net achter de grote kerkdeuren, door een kier naar binnengewandeld. Ze zullen wel een lokstofje afgeven, zodat ze elkaar weten te vinden. Bij het openen van de kerkdeuren zijn er helaas een paar geplet.
Op twee plekken in de tuin heb ik wat brandnetels, op de ene plek echt neergezet (ergens uit de berm gestoken), op de andere plek is ie zelf gekomen: tussen de herfstframbozen. Niet helemaal handig, maar a la. Waarom de brandnetels? Voor de vlinders, het is waardplant voor de rupsen van diverse vlinders. Volgens de boekjes dan. Vandaag ben ik ze weer eens goed gaan bekijken of ik rupsen of poppen kon vinden. Nee. Weinig aangeknaagd blad. En ook weinig vlinders.
Voor we op vakantie gingen half augustus had ik alle uitgebloeide buddleija pluimen afgeknipt, en nu paar weken laten, staan ze weer mooi in bloei. Maar weinig insecten bezoek. Hopelijk gaat dat volgend jaar beter.
Vandaag gezien: 1 kleine vuurvlinder, 1 muntvlindertje, 1 atalanta, 1 boomblauwtje, en div koolwitjes (klein en groot).