Vorige week wandelden we in de buurt van Zeegse. En zagen daar twee mensen omhoog kijken in een boom. Met verrekijker en met een camera op statief met enorme telelens. Toch maar eens kijken waar zij naar keken. Kijk eens goed naar de twee foto’s van de dennenboom. Zie je ze zitten?
OK. Heel goed is het niet te zien. Toch zitten er maar lieft zeven ransuilen in deze boom! Op de linkse foto linksboven (1/3 van links, 1/4 van boven); op de rechter foto: de wittige plek net boven het midden rechts. De vogelaars vertelden dat deze familie van ransuilen een vast roestplek heeft in de dennenboom.
Foto van ransuil van beeldscherm fototoestel vogelaar
Zaterdagochtend begon ik tegen half 11 ’s morgens te tellen, en toen waren de vogels blijkbaar aan het uitrusten van hun ontbijt. Maar 5 soorten . Terwijl er diverse vetblokken en silo’s met pinda’s en zaden hangen. Zondagochtend om 9:00 een nieuwe telling gestart: dat was een stuk beter. De zon stond nog niet op de graansilo bij de beukenhaag, de favoriete verblijfplaats van foeragerende mussen, dus het aantal mussen dit jaar wel lager dan vorig jaar. 6 gezien, en wel een hoop geritsel in de haag. Wat later op de dag zeker weer 20, luid tjilpend.
Heggenmus: 1
Huismus: 6
Koolmees: 2
Merel: 5
Pimpelmees: 4
Roodborst: 1
Spreeuw: 5
Turkse tortel: 1
Vink: 2
Zwartkop: 2
Bij het invulformulier van de tuinvogeltelling zijn de meestvoorkomende tuinvogels al voorgeselecteerd, je hoeft alleen maar aan te geven hoeveel van elke soort. Extra soorten kun je zelf toevoege: bij ons was dat ook dit jaar weer de zwartkop. Twee mannetjes geteld. En ook dit jaar de mededeling dat dat een hoog aantal was voor deze soort. Kijk maar, helemaal links onder bij huisje Moldau zit een van de zwartkopjes.
Afgelopen woensdag was het opeens heel zacht en geen wind. Eind van de middag nog eventjes de tuin in. Onder de beukenhaag staan allemaal kluitjes sneeuwklokjes, die nogal verstopt zaten onder een dikke laag afgevallen blad. Dat blad haalde ik voorzichtig tussen de opkomende ‘neusjes’ weg, zodat de sneeuwklokken straks mooi afsteken tegen de donkere grond.
Ritsel, ritsel. Gezellig. Roodborstje komt langs om allemaal lekkere dingetjes uit de vers vrijgemaakte aarde te halen. Het loopt al tegen half vijf, het licht begint al een beetje af te nemen. Ik ga op het picknickbankje zitten, en geniet van het oranjebruine vogeltje.
Aan het raam zit met zuignapjes een klein voederbakje. Het meest bezocht door koolmeesjes en pimpelmeesjes. Die komen aanvliegen, pakken een zonnepitje, en vliegen vaak meteen weer weg. Gister bleef dit koolmeesje een hele tijd zitten, pitje na pitje smikkelde ie op. Hij zat met zijn rug naarmij toen, dus ik kon heel voorzichtig dichterbij komen voor de foto.
En kijk nog eens naar de foto: zie je de tweede vogel? Goed kijken. Hint : kijk rechtsonder.
Na een aantal weken tevergeefs gezocht te hebben naar de snoodaards die aan de pepermunt geranium knabbelden. Uit de andere planten die zomers buitenstaan, en nu op de logeerkamer, had ik al eerder een aantal rupsen verwijderd. In de geranium tomentosum kon ik er maar geen vinden. En nu zag ik dat een aantal bladeren dichtgevouwen waren, waarbij de randen met wat spinsel aan elkaar geplakt zijn. Ah, daar dus kijken. En niet 1 grote rups gevonden, maar wel een paar kleintjes!
De rups op de foto bijna 1 cm lang, ik vond er ook nog een die pas een paar mm lang was. Dus even in de gaten blijven houden.
Kun je daar een hele lezing mee vullen, een verhaal over regenwormen?
Makkelijk! Afgelopen week luisterde ik met bijna vijftig andere geïnteresseerden geboeid naar een verhaal over rode regenwormen georganiseerd door IVN Groningen/Haren. Onderzoeker Jeroen Onrust van de Rijksuniversiteit Groningen vertelde zijn persoonlijke ervaringen en onderzoek met regenwormen. Al vanaf zijn afstudeeronderzoek is hij er mee bezig: voor hem geen onderzoek aan de Grutto, onze nationale vogel. Daar wordt al genoeg rond onderzocht. Maar onderzoek naar regenwormen. Zou het zo kunnen zijn dat afname van weidevogels aan afname van wormen ligt? Ook het promotieonderzoek van Jeroen ging over regenwormen, en na zijn promotie onderzoekt hij gewoon door.
Jeroen bracht zijn enthousiasme duidelijk over op zijn publiek. Hieronder een een paar mooie plaatjes uit zijn presentatie. Na dit verhaal zal menigeen de drang hebben om een keer ’s avonds, als het een graad of 10 is, met een zaklantaren naar de wormen in eigen grasveld te gaan kijken. Wormen fourageren ’s nachts. In 2022 organiseerde Jeroen zelfs een ‘nationale wormentelling’. Als je die -net als ik- gemist hebt, de zoekkaart kun je nog downloaden.
Rode regenwormGrijze regenworm
Wormenweetjes
Er zijn twee hoofdgroepen: de rode regenwormen, de pendelaars en strooisel wormen, die organisch materiaal eten en verticaal in de grond beweegt of juist door horizontaal door de strooisellaag, en de grijze regenwormen (die komen vrijwel nooit bovengronds, ‘eten’ grond waar ze deels verteerde organische stoffen uithalen en poepen dat weer uit (wormenhoopjes). Zij bewegen horizontaal onder de grond, wat dieper.
In Nederland 25 soorten regenwormen
Nederland is delta, veel grasland
Grootste regenwormendichtheid van Europa
De grijze regenworm kan deels regenereren (niet staartje vormen); de rode niet: doorgehakt is jammer maar helaas.
Regenwormen kunnen tot 15 jaar oud worden, en blijven doorgroeien, dus langer = ouder.
In bemest boerenland zijn veel wormen, maar vooral grijze, en vooral kleintjes (dus geen oudere wormen)
Juist de rode wormen zijn cruciaal voor de bodemkwaliteit
In natuurgebieden vaak minder wormen, mede door verzuring
Regelmatig schrijf ik stukjes over ‘de’ Hortus, waarbij ik Hortus Haren bedoel , die maar een kwartiertje lopen bij ons vandaan ligt. Niet voor iedereen bereikbaar. Maar er zijn bijna 30 Botanische tuinen, ten minste, tuinen die lid zijn van de Nederlandse Vereniging voor Botanische Tuinen. Op de website van de NVBT kun je lezen of en welke activiteiten er in welke tuin worden georganiseerd.
Bovenstaande figuur staat in de laatste nieuwsbrief . Met de vraag: welke plant – insect combinatie vinden jullie het mooist. Hoeft niet van de tekening te zijn. De eerste combinatie die mij te binnen schoot: steenhommel op bieslook, elk jaar weer genieten in de tuin. Begin juni, de zomer is echt begonnen.
Vanaf 2019 heb ik onderstaande foto van deze mooie combinatie als openingsscherm op mijn telefoon staan. Dan nu voor jullie: welke plant – insect combinatie vinden jullie het mooist?
Bij het opmaken van het bed voor George in de logeerkamer, viel me op dat er weer poepjes in de vensterbank laten. De verschillende geurgeraniums die zomers in de tuin staan in potten staan voor de winter binnen. In de logeerkamer, koel, licht, vrijwel droog. Elke twee weken kijk ik even in hoeverre ze een beetje water nodig hebben, echt een beetje. De laatste keer had ik al het dorre blad weggehaald en ook de poepjes. Geen beest kunnen vinden.
En nu lagen er weer een stel. Tegen het glas aan ook wat afgeknaagde restjes blad, nog vers. Weer alle potten opgetild en deze keer de boosdoener wel ontdekt. Een bruine rups, wellicht een uiltje (nachtvlinder). Het beestje opgepakt en buiten tussen de blaadjes uitgezet.
Omdat het inmiddels ’s nachts flink kan vriezen, en het in de serre nauwelijks boven nul blijft, had ik de resterende pelargoniums alvast in de serre gezet. En daar bleek ook een kleine rups zich aan de blaadjes te goed te doen. Een agaatvlinder-rups misschien. Ook deze buiten gezet.
Op 17 november, net na het middag uur, naar Groningen fietsend, tussen kanaal en A28. Uit een ooghoek zag ik een roofvogel, een grote, en hoorde een voor mij onbekend vogelgeluid. Zeker niet de kreet van een buizerd, wel ‘groot’. Ik stapte af om even te kijken. Grote bruine vogels, en bij bepaalde lichtinval, een duidelijke witte staart. Niet heel makkelijk te zien, maar met de instructie onder het korte filmpje vast wel.
Vergroot het beeld (icoontje rechtsonder met de vier hoekjes (naast de drie puntjes). Vertraag de afspeelsnelheid (0,25 x). Kijk naar de vogel die naar beneden duikt en onder in beeld naar rechts vliegt. Zie je de witte staart?
Ze zijn hier al vaker in de buurt gesignaleerd, in de Onlanden bijvoorbeeld. Maar zelf heb ik ze nog niet eerder gezien: zeearenden. En grappig dat juist het geluid me op de grote vogels attendeerde. Dat is het mooie van als je op de fiets bent. Je hoort nog eens wat.
Wandelend van de Hortus naar huis, over het terrein van de Biotoop zag ik opeens iets liggen. Op een weggetje vlak bij een van de gebouwen. Had iemand een bruin gebreide muts, of een tasje verloren? Ik kwam iets dichterbij en zag het meteen. Een houtsnip. Een dode houtsnip. Zo’n vogel ken ik alleen van plaatjes en van de TV. Houtsnippen zijn steltlopers die in het bos wonen. Met allerlei bruintinten (herfstbladerenbruin) zo goed gecamoufleerd, dat zelfs professionele vogeltellers ze vaak niet zien, en dat dus ook niet goed bekend is hoeveel het er zijn.
Eind oktober begin november trekken de houtsnippen van het hoge noorden, naar het zuiden. Ook over Nederland. En helaas komen ze dan nogal eens in botsing met ramen en hoge gebouwen. Net als veel andere vogels kan heeft de houtsnip ogen die aan de zijkant van zijn kop zitten, daarmee kan hij mooi naar oren, opzij en zelfs naar achter kijken. Ze zien een gebouw wel, maar kunnen met die ‘zijogen’ slecht afstanden inschatten. Meestal trekken ze ’s nachts ; overdag zitten ze stilletjes ergens onopvallend te wezen.
Ik heb de snip voorzichtig opgepakt en in de berm gelegd. Het idee dat een van de bewoners per ongeluk met de auto over de vogel zou rijden deed me griezelen. Ook al is ie al dood. Rust in vrede, Scolopax rusticola.