Van zo’n plaatje wordt ik blij.
Een volle composthoop.
Een takkenwal begroeid met klimop.
Een stenen schuurtje met een vogelhuisje.
De deur, wat scheef in de hengsels, aan de onderkant wat gaten waardoor kleine beestjes in en uit kunnen.
Hulst met rode bessen.
Grote bomen op de achtergrond.
Een beetje rommelig.
Perfect voor ‘wildlife’.
Vogels, beestjes.
Wat een bof, dat dit tafereeltje onze eigen achtertuin is….
In het januari-februari nummer van Groei en Bloei staat een artikel over siergrassen die rechtop blijven staan. Een grasje dat door elk van de drie geinterviewden werd genoemd als favoriet is panicum virgatum ‘Northwind’ of (panicum virgatum ‘Heavy Metal’). Mooie tip voor volgend jaar. En molinia viel tegen, vonden ze, omdat de bloeiaren zo makkelijk omvallen (en omdat ie flink uitzaait).
Het artikel inspireerde mij tot een rondje grassen-inspectie door onze tuin.
Als eerste: prachtriet, miscanthus sinensis.
De miscanthussen staan er nog prachtig bij.
In tegenlicht echt geweldig.
Na een paar jaar kunnen het flinke pollen worden.
Dus goed om ze elke paar jaar te delen.
En dan heb je ook weer een paar pollen om weg te geven.
De ‘Kleine Silberspinne’ is net als veel andere miscanthussoorten door Ernst Pagels opd emarkt gebracht. Het was de eerste miscanthus in onze tuin. Inmiddels hebben we ook de Malepartus, een stuk forser. En een die met koperrode pluimen begint, de precieze naam ken ik niet, stukje van de composthoop gekregen van Wim. Ik noem hem ‘Kleine Fontane’.
Ergens las ik dat de miscanthus zich alleen uitzaait als het warmer dan 26 graden is….
Mmm, dan kunnen we komend jaar weleens heel veel miscanthusjes tegemoet zien.
Hoge asters, de soorten die een beetje stevig overeind blijven staan, zijn echt meer seizoenen planten. In de zomer en nazomer de lange bloei, en met een beetje geluk een spektakel van bijtjes en vlinders. En nu, midden in de winter, nog steeds mooi.
Bruine bolletjes die in de loop van de komende weken steeds meer gaan ‘pluizen’. Daarbij meegeholpen door de vogeltjes die de zaadjes komen pikken.
Met de korte dagen en grotendeels bewolkt is het maar donker. Toen er gister even een half uurtje de zon scheen, ben ik snel naar buiten gerend om een paar foto’s te maken van de winter tuin. Kleine kadootjes in de vorm van een paar bloemen die nog een rondje deden. Allemaal lilapaars.
Zo zacht, deze 31ste december. Een graad of 10. Na het halen van de oliebollen vanmorgen vroeg (4 stuks, 1 vandaag en 1 morgen), en een lekkere kop cappuccino met het laatste zelfgebakken kerstkoekje, keek ik naar buiten.
Zal ik?
Ja! lekker de tuin in. Tuinbroek aan, dikke sokken en lekker rondklotsen op mijn houten klompen. 5 uur buiten geweest, kan ik met grote grijns zeggen. Meeste tijd besteed aan het uit elkaar pulken van hele plakaten plantjes, uitgeschept door Ties bij het planten van de boompjes een paar weken terug.
En nu heb ik vele tientallen knolletjes van de kleine oranje crocosmia. Staan nu even in een grote bak in de serre. Kan ik binnenkort nog wat verder opschonen en als knolletje bewaren voor het voorjaar of misschien nu al oppotten.
Weerspiegeld in de voorruit, zag ik de schoorsteen van de buren, beschenen door de zon, met erop een reiger.
Door het zijraam keek ik direct naar de schoorsteen.
Geen reiger, was ie al op weg naar de vijver?
Maar in de weerspiegeling zag ik hem nog steeds.
De buren hebben twee schoorstenen, de ene zie ik in de weerspiegeling, maar niet direct, en omgekeerd.
Zijdeur voorzichtig open om zonder glas nog een foto te maken. Nu blijkt de reiger wel weg te zijn, en met mijn armen wapperend en hoei hoei roepend ren ik richting vijver.
Suzan – poes – van – een paar – huizen – verderop kijkt me wat verbaasd aan. Ze zit te zonnen op de rand van de vijver, geen reiger te zien.
Binnen twee minuten zit ik alweer op de bank.
Met weer stof voor een blogje.
Zo makkelijk is dat.
Vandaag kwam Ties.
Om de boompjes die we laatst gekocht hadden te gaan planten.
Helemaal droog was het niet.
Half 1 reed het busje voor.
Met de drie boompjes op hun zij in de aanhangwagen.
Als eerste de sierpeer, de hoogste van de drie.
Die staat nu net voorbij het huis, aan de rand van het halfronde terras.
Twee grenenhouten palen er naast en vastgezet met paar lussen kokostouw.
Na ongeveer drie jaar zijn de paaltjes vergaan, kun je ze zo afbreken, en ook het touw is dan op. De meeste bomen zijn na drie jaar goed geworteld.
Daarna de amberboom, de breedste van de drie.
Op de plek van een grote pol molinia, in de zijborder. De molinia, met kluit van bijna 50 cm, zo groot als de boomkluiten, staat nu geparkeerd in een grote bloempot achter in de tuin. Misschien vind ik er nog een liefhebber voor (met auto…).
Tot slot de gingko, de kleinste en smalste van de drie.
In de voortuin, bijna op de hoek van de tuin, richting buurman Jan. Aan de kant van Jan staat nog het restant van een enorme berk, die de afgelopen paar jaar steeds slechter werd en in porties wordt verwijderd. De Gingko is nog heel klein en groeit langzaam. Maar op termijn kan het een boom van groot formaat worden. De meerstammige vogelkers werd afgezaagd om plaats te geven aan de gingko. Een taxus zaailing heb ik verplant naar achter in de tuin. Een stel andere zaailingen heeft Ties op ruim een halve meter afgezaagd. Dat kan mooi een groen blok worden, waar de Gingko achter staat. En zo kunnen we ook weer makkelijker bij de heg langs de straat kant.
De halmen van de miscanthus siergrassen staan nog behoorlijk goed overeind. Dat is niet zo met de bijna 2 meter lange halmen van het siergras molinia. Die hebben de neiging om pardoes om te vallen, van de ene op de andere dag, en waar dat over een pad heen gebeurt , halmen los trekken of even een knippertje erbij. De grote bladeren van de darmera peltata zijn nu ook allemaal omgevallen. De grote bos bladeren van de koningsvaren had ik met een stukke stroomdraad bij elkaar gebonden. Aan een paaltje. In de zomer. Die zijn nu -en masse- als 1 grote bos omgevallen (tweede foto, midden links)
En tussen de bruinen en gelen…. opeens stralend oranje rood.
Een paar beschutte takken van een grootbladige cotoneaster staan nog prachtig te stralen in gekleurd blad. Met het vochtige weer ook nog hoogglanzend. Even genieten.
Meestal begin ik elk blogje met een foto. Eerst een plaatje, dan er wat tekst omheen bedenken. In voorjaar en zomer is dat super makkelijk: dan een kort rondje door de tuin met fototoestel of telefoon(camera) en ik heb een heleboel bronnen van inspiratie.
Op een natte herfst- of winterdag is dat minder voor de hand liggend. Het is lastiger om snel mooie foto’s te maken, minder kleuren, minder licht. Tuurlijk kun je ook nu mooie foto’s maken, maar dat vereist meer voorbereiding, goede belichting of evt. bijlichten, statief. En dat komt er nu niet zo van.
Het blijft bij een kort tuinrondje. Kraag hoog opgetrokken, handen in mijn warme jaszakken. Een kort tochtje met het schillenbakje naar de composthoop achter in de tuin. Een snelle beweging van de hark om afgevallen blaadjes van het pad in de borders te vegen. Dat is nu ook zo goed als klaar, de bomen zijn vrijwel kaal en de meeste bladeren liggen nu op een grote stapel in een reusachtige plastic zak: bladaarde in wording.
De enkele foto die ik nu maak, heb ik al eerder gemaakt. De knaloranje vuurdoornbesjes. Die langzaam maar gestaag worden weggewerkt door de verzameling merels. Begin 17e eeuw (1) verscheen deze struik in Europese tuinen.
Vanuit een ooghoek zie ik beweging. Op een meter afstand van waar ik zit te schrijven, op de vuurdoorn juist achter het raam zitLydia, een mereldame. Besje na besje verdwijnt in haar snavel. Alsof ze door heeft dat ik net over haar schrijf…
Vuurdoornweetje van wikipedia Alice M. Coats, Garden Shrubs and Their Histories (1964) 1992, s.v. “Pyracantha” notes that it does not appear in John Gerard’s Herball of 1597 but was in gardens before 1629, when John Parkinson mentions it, as the “ever greene Hawthorne or prickly Corall tree”.
Meer hier.